Schrif­te­lijke vragen over Aanpak verdroging en droogte


Indiendatum: 5 jun. 2020

Geacht College,

Recent heeft de provincie Noord-Brabant plannen vastgesteld voor een klimaatbestendig water- en bodemsysteem, de “Visie Klimaatadaptatie”, gericht op de aanpak van (permanente) verdroging en (tijdelijke, maar vaker optredende) droogteschade voor natuur en landbouw. Ook het nieuwe Brabantse College heeft deze visie overgenomen.

De Limburgse Partij voor de Dieren-fractie constateert dat de buurprovincie hiermee kiest voor een trendbreuk in het water- en bodembeleid. Omdat deze problematiek in Limburg niet fundamenteel anders ligt, wil de fractie een reactie van het College op deze plannen, en heeft in dit verband de volgende vragen:

Vraag 1) Heeft het College kennis genomen van de Visie Klimaatadaptatie van de provincie Noord-Brabant?

Vraag 2) Deelt GS de doelstellingen om water zo lang mogelijk vast te houden, niet alleen in de natuurgebieden?

Vraag 3) Ziet GS ook de noodzaak om oplossingen meer te zoeken in ruimtelijke inrichting en landgebruik?

Vraag 4) Is er in Limburg, evenals in Noord-Brabant, een overzicht van de natuurgebieden die het meest kwetsbaar zijn voor watertekorten? Zo niet, gaat GS een dergelijk overzicht maken, en wanneer?

Vraag 5) Zijn er maatregelen vastgesteld om in deze gebieden aan de (wettelijk verplichte) doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water te voldoen? Kan het College een overzicht daarvan aan Provinciale Staten doen toekomen?

Vraag 6) De provincie Noord-Brabant hanteert de principes: niet meer onttrekken, en zo nodig aanvullen, van diepe grondwatervoorkomens, het vasthouden van water in hoger gelegen gebieden en (daarom) accepteren van vernatting in lager gelegen gebieden. Zijn dat volgens GS de juiste beleidsdoelen?

Vraag 7) Deelt GS Limburg de opvatting dat het niet alleen gaat om inrichtingsmaatregelen in en nabij natuurgebieden, maar ook om water vasthouden in brongebieden, vermindering van afwatering en aanpassen van ontwatering in bebouwd gebied?

Vraag 8) Gaat GS maatregelen treffen, zoals in Brabant, zodat er minder grondwateronttrekking plaatsvindt voor drinkwater, industrie en beregening in de land- en tuinbouw ? En minder drainage rond natuurgebieden?

Vraag 9) Juist in de nu vaker voorkomende jaren met grote droogte is het watergebruik voor irrigatie in de land- en tuinbouw extreem hoog – in het droge jaar 2018 bijv. meer dan drie keer zo hoog als in 2017. Acht GS dit een houdbare situatie? Zo niet, welke maatregelen gaat het College treffen om dit watergebruik te beperken?

Vraag 10) Ziet het College ook de noodzaak van bodemverbetering (meer infiltratie, groter waterbergend vermogen) en hogere grondwaterpeilen? En de cruciale rol die natuur inclusieve landbouw daarbij te vervullen heeft?

Vraag 11) Wanneer, en in welke vorm, gaat het College plannen voor een klimaatrobuust water- en bodemsysteem aan Provinciale Staten voorleggen?

Bij voorbaat dank voor beantwoording van deze vragen binnen de daarvoor geldende termijn.

Met vriendelijke groet,

Pascale Plusquin

Partij voor de Dieren

Indiendatum: 5 jun. 2020
Antwoorddatum: 8 jul. 2020

Vraag 1. Heeft het College kennis genomen van de Visie Klimaatadaptatie van de provincie Noord-Brabant?

Ja.

Vraag 2) Deelt GS de doelstellingen om water zo lang mogelijk vast te houden, niet alleen in de natuurgebieden?

Ja, in het Provinciaal Waterplan 2016-2021 is vastgelegd dat de provincie streeft naar robuuste, natuurlijk functionerende, veerkrachtige watersystemen waardoor de kans op zowel wateroverlast als watertekort sterk vermindert, zodat de risico’s beheersbaar en maatschappelijk acceptabel blijven, ook bij de verwachte klimaatverandering. Beekdalen en andere landschappelijke laagten functioneren daarbij als natuurlijke klimaatbuffers, waarin de gevolgen van de klimaatverandering zo goed mogelijk worden opgevangen. Aan de beekdalen is de functie strategische waterberging toegekend.

Dat betekent dat de huidige ruimte voor natuurlijke inundaties in beekdalen in stand moet blijven en de bergingscapaciteit van de bodem niet verder mag afnemen. In stedelijk gebied wordt de volgende voorkeursvolgorde gehanteerd: zoveel mogelijk vasthouden/infiltreren, als dat niet kan bergen en pas als laatste optie het afvoeren van het gescheiden regenwater. Het beperken van de afvoer geschiedt door het afkoppelen en vervolgens laten infiltreren van het regenwater in de bodem.

Vraag 3) Ziet GS ook de noodzaak om oplossingen meer te zoeken in ruimtelijke inrichting en landgebruik?

Ja, in het Provinciaal waterplan Limburg 2016-2021 is aangegeven dat wij vanuit onze regisseursrol voor het regionaal waterbeleid het waterschap en andere partners stimuleren om te komen tot een meer ruimtelijke inrichting van beekdalen en andere landschappelijke laagten waarbij langs beken en in natuurgebieden meer ruimte wordt geregeld voor het vasthouden en bergen van water.

Deze aanpak is inmiddels succesvol toegepast in o.a. Loobeek en Weerterbos.

Ter voorbereiding op het nieuwe Provinciale waterprogramma 2022-2027 gaan wij het vigerend beleid evalueren en is een Limburgse integrale watersysteemanalyse (LIWA) uitgevoerd naar effectieve hydrologische klimaatbestendige maatregelen. Uit deze analyse blijkt dat een opgavegerichte gebiedsaanpak, zoals beekdalontwikkeling en plateau-ontwikkeling, perspectieven biedt om te komen tot een veerkrachtig en klimaatbestendig regionaal watersysteem. Keuzes omtrent de uitvoering van een gebiedsgerichte aanpak zullen worden gemaakt bij vaststelling van het Provinciale waterprogramma 2022-2027.

Vraag 4) Is er in Limburg, evenals in Noord-Brabant, een overzicht van de natuurgebieden die het meest kwetsbaar zijn voor watertekorten? Zo niet, gaat GS een dergelijk overzicht maken, en wanneer?

Ja, tot de meest kwetsbare natuurgebieden in Limburg rekenen wij de Peelvenen (Mariapeel en Groote Peel). Deze gebieden zijn in het Provinciaal Waterplan 2016-2021 geplaatst in de hoogste categorie (categorie 1) van de l verdringingsreeks oppervlakte water bij watertekort. Tot deze categorie behoren natuurgebieden waar watertekort leidt tot onomkeerbare schade.

Vraag 5) Zijn er maatregelen vastgesteld om in deze gebieden aan de (wettelijk verplichte) doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water te voldoen? Kan het College een overzicht daarvan aan Provinciale Staten doen toekomen?

Ja, in het vigerend waterplan hebben wij een aanpak opgenomen om de verdroging in de natte natuurparels te bestrijden door het doen uitvoeren van hydrologische maatregelen in en om deze gebieden.

De hydrologische maatregelen zijn overeenkomstig de maatregelen zoals deze in het gebiedsproces rondom het Gewenst Grond en Oppervlaktewater Regime (GGOR) zijn geformuleerd en door het waterschap zijn opgenomen in de GGOR-plannen. Wij hebben met het waterschap en de terreinbeheerders partnercontracten afgesloten om hieraan uitvoering te geven.

Vraag 6) De provincie Noord-Brabant hanteert de principes: niet meer onttrekken, en zo nodig aanvullen, van diepe grondwatervoorkomens, het vasthouden van water in hoger gelegen gebieden en (daarom) accepteren van vernatting in lager gelegen gebieden. Zijn dat volgens GS de juiste beleidsdoelen?

Wij hanteren de beleidsdoelen die zijn vervat in het Provinciaal waterplan Limburg 2016-2021, inhoudende dat er niet méér water onttrokken wordt dan dat er aangevuld wordt en er geen negatieve effecten optreden voor de grondwaterafhankelijke natuur en overige gebruiksfuncties die van het grondwater afhankelijk zijn. Conform de EU- Kaderrichtlijn Water zijn verder een dalende trend van de grondwaterstand of stijghoogte te vermijden. Daar waar een dalende trend is geconstateerd, zoals in de diepe pakketten van de Roerdalslenk, wordt in afstemming met de betrokken Vlaamse, Duitse en Brabantse waterbeheerders naar een oplossing gezocht. Door het realiseren van veerkrachtige watersystemen (zie antwoord op vragen 2 en 3) zal in natte periodes meer water worden vastgehouden en beschikbaar kunnen komen voor gebruik in droge periodes, zonder dat er schade aan andere belangen optreedt.

Vraag 7) Deelt GS Limburg de opvatting dat het niet alleen gaat om inrichtingsmaatregelen in en nabij natuurgebieden, maar ook om water vasthouden in brongebieden, vermindering van afwatering en aanpassen van ontwatering in bebouwd gebied?

Ja, zoals in het antwoord op vraag 2 en 3 al aangegeven is het provinciaal waterbeleid gericht op het realiseren van robuuste, natuurlijk functionerende, veerkrachtige watersystemen. De benodigde maatregelen om te komen tot watersysteemherstel richten zich op het vasthouden van water in de haarvaten (bronnen, bronlopen en beken), in de beekdalen, in de natuurgebieden, op de plateauranden en hellingen in het heuvelland, in landbouwgebied door bodemmaatregelen en in bebouwd gebied via het afkoppelen van hemelwater van het rioolsysteem. In de genoemde integrale watersysteemanalyse (LIWA) zijn dergelijke maatregelen modelmatig op hun effectiviteit getoetst en hieruit blijkt dat de opgavegerichte gebiedsaanpak duurzame perspectieven biedt. Keuzes omtrent de uitvoering van een aanpak zullen worden gemaakt bij vaststelling van het Provinciale waterprogramma 2022-2027 na sondering van de uitgangspunten bij Provinciale Staten.

Vraag 8) Gaat GS maatregelen treffen, zoals in Brabant, zodat er minder grondwateronttrekking plaats vindt voor drinkwater, industrie en beregening in de land- en tuinbouw ? En minder drainage rond natuurgebieden?

Wij onderzoeken momenteel de vraag naar water uit en de beschikbare voorraad in het regionale watersysteem binnen de provincie, rekening houdend met de opgetreden en verwachte effecten van de
klimaatverandering. Dit zal niet alleen inzicht bieden in de knelpunten die bij de verschillende waterafhankelijke functies (natuur, landbouw, drinkwater, industrie) kunnen ontstaan, met name in droge perioden, maar ook in mogelijke maatregelen. Zoals in voorgaande antwoorden al vermeld is het
realiseren van veerkrachtige watersystemen een belangrijke maatregel om het aanbod van water in droge periodes te vergroten. In overleg met betrokkenen zullen tevens maatregelen aan de vraagzijde
worden bezien. Sluitstuk van het proces is het maken van afspraken over de verdeling van de beschikbare watervoorraad, met als doel het bereiken van een evenwicht in vraag en aanbod. In het kader van het Provinciale waterprogramma 2022-2027 wordt dit verder uitgewerkt.

Vraag 9) Juist in de nu vaker voorkomende jaren met grote droogte is het watergebruik voor irrigatie in de land- en tuinbouw extreem hoog – in het droge jaar 2018 bijv. meer dan drie keer zo hoog als in 2017. Acht GS dit een houdbare situatie? Zo niet, welke maatregelen gaat het College treffen om dit watergebruik te beperken?

Zie beantwoording vraag 8.

Vraag 10) Ziet het College ook de noodzaak van bodemverbetering (meer infiltratie, groter waterbergend vermogen) en hogere grondwaterpeilen? En de cruciale rol die natuurinclusieve landbouw daarbij te vervullen heeft?

Zoals in voorgaande antwoorden al vermeld houdt het realiseren van veerkrachtige watersystemen onder andere in dat meer water wordt vastgehouden in het water- en bodemsysteem. Het verbeteren van de bodemkwaliteit kan bijdragen aan het verbeteren van infiltratie. De Provinciale Omgevingsvisie zal ingaan op bodemkwaliteit en natuur inclusieve landbouw.

Vraag 11) Wanneer, en in welke vorm, gaat het College plannen voor een klimaatrobuust water- en bodemsysteem aan Provinciale Staten voorleggen?

Zoals hiervoor vermeld hebben Provinciale Staten reeds in het Provinciaal waterplan Limburg 2016-2021 de koers uitgezet om te komen tot robuuste, natuurlijk functionerende, veerkrachtige watersystemen. Keuzes betreffend ede voortzetting en uitwerking van die koers worden vastgelegd in het Provinciale waterprogramma 2022-2027, dat uiterlijk december 2021 moet worden vastgesteld. Het ontwerp van het waterprogramma wordt eind 2020 door ons opgesteld en in de inspraak gebracht. De Uitgangspuntennotitie Waterprogramma 2022-2027, welke wij voordien aan Provinciale Staten zullen aanbieden, is leidend voor het ontwerp van het waterprogramma.

Op grond van de Omgevingswet zijn Gedeputeerde Staten tot vaststelling van een waterprogramma bevoegd, waarbij uiteraard rekening moet worden gehouden met de kaders die Provinciale Staten in de Omgevingsvisie hebben gesteld. Het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet tot 1 januari 2022 heeft tot gevolg dat het Provinciale waterprogramma 2022-2027 in het najaar van 2021 nog onder het regime van de Waterwet door Provinciale Staten moet worden vastgesteld.

Gedeputeerde staten van Limburg

voorzitter

secretaris