Vragen Plusquin verkoop natuur­gronden provincie Limburg en misstanden in het natuur­ge­bieden Benzenrade en Imsten­ra­derbos


Indiendatum: 29 apr. 2021

Geacht college,

Het buitengebied van Benzenrade bevindt zich in het zuidelijk deel van het Geleenbeekdal. Dit buitengebied bestaat onder andere uit het Natura 2000-gebied Imstenraderbos en diverse gronden met natuur- en archeologische waarden. Een deel van deze gebieden is in beheer bij Natuurmonumenten, en een deel is privé-eigendom. Enkele percelen zijn in eigendom van een rentmeester bij de provincie Limburg, en deze heeft jachtrechten in het gebied. Bovendien verstrekt de provincie hier diverse subsidies aan. Dit leidt bij de Partij voor de Dieren-fractie tot de volgende vragen.

Vraag 1) De gronden van de rentmeester worden gebruikt als jachtveld en grenzen allen aan het gebied van Natuurmonumenten. Het is gebruikelijk dat gebieden met hoge natuurwaarden en -doelen behoren tot stichtingen, gemeentes of provincies. Klopt het dat deze stukken grond in eigendom zijn van een rentmeester die in dienst is bij de provincie Limburg? Zo ja, hoe kan het dat deze stukken grond met natuurwaarden in handen zijn gekomen van een particulier? Hoe is deze overdracht tot stand gekomen?

Vraag 2) De ophef omtrent natuurbeheer in Limburg zit nog vers in het geheugen. Hoe kan het dat deze gronden eigendom worden van een rentmeester bij de provincie? Is het college het met de PvdD-fractie eens dat deze zaak de schijn van belangenverstrengeling tegen heeft? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Deze percelen hebben hoge natuurwaarden. Ook grenzen ze aan een gebied in beheer bij Natuurmonumenten, waardoor daar flora en fauna mogelijk verstoord wordt.

Vraag 3) Zijn er in verleende jachtaktes aanvullende voorwaarden opgenomen om dit te voorkomen? Zo ja, dewelke? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt dit zich tot de Wet natuurbescherming?

In de bossen en op grondgebied (grenzend aan het jachtterrein) van Natuurmonumenten is een groot aantal stoffelijke overschotten gedumpt van o.a. vos, ree en wild zwijn. Lokvoer of aas is enkel toegestaan voor bepaalde vogelsoorten en de vijf vrij bejaagbare soorten. Toch lijken deze karkassen bedoeld te zijn om de vos te lokken en te bejagen. Dit blijkt uit waarneming ter plaatse, en lijken door de mens te zijn neergelegd.

Vraag 4) Het is wettelijk verboden om genoemde soorten onder zich te houden. Is voor het onder zich houden van deze soorten een ontheffing verleend? Zo nee, hoe kunnen deze taferelen plaatsvinden en gaat het college op het niet meer voorkomen van deze praktijken handhaven?

Vraag 5) De gehouden soorten worden gebruikt als lokvoer of aas. Het gebruik van lokvoer of aas is enkel toegestaan met een ontheffing, én dan enkel bij bepaalde soorten. Is er voor het lokvoer- of aasgebruik een ontheffing afgegeven? Zo ja, voor welke soorten? Zo nee, gaat het college in casu handhaven als andere soorten oneigenlijk bejaagd worden door dit lokvoer- of aasgebruik?

Vraag 6) Het is wettelijk verboden om te jagen binnen 200m rondom geplaatst lokvoer of aas als de vijf vrij bejaagbare soorten gelokt worden. Het lijkt erop dat deze afstand ter plaatse niet aangehouden wordt. Hoe ziet het college erop toe dat deze afstandt geborgd word? Gaat het college deze praktijken bij overtreding handhaven?

Vraag 7) Dit lokvoer is ook aangetroffen in een beschermd natuurgebied. Hoe kan het dat lokvoer of aas terechtkomt in beschermde natuurgebieden? Waar komt dit lokvoer of aas in casu vandaan, en wie heeft dit geplaatst? Wordt hier handhavend tegen opgetreden door het college? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Vraag 8) Dieren uit bossen van Natuurmonumenten mogen ongestoord, stressvrij leven en dit zonder afschot. Toch lokken jagers ze weg met lokvoer en aas om ze af te schieten. Het is wettelijk verboden om deze dieren te lokken naar eigen jachtterreinen en ze vervolgens af te schieten. Wordt hierop toegezien en handhavend opgetreden door het college? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Bij de illegale dump van lokvoer of aas zaten ook resten van wilde zwijnen. Volgens de Faunabeheereenheid Limburg zijn tussen 2018 en 2021 geen wilde zwijnen afgeschoten in het gebied. Ook zijn er geen schademeldingen door wilde zwijnen geweest. Er moet gesleept zijn met een everzwijn afkomstig uit een ander gebied, dat vervolgens is neergelegd in de bossen van Natuurmonumenten.

Vraag 9) In verband met Afrikaanse varkenspest (hierna: AVP) gelden strenge regels omtrent de zwijnenjacht. Door het gesleep zijn hieromtrent ernstige risico's genomen. Hoe verhoudt het slepen van deze karkassen zich tot de AVP-regelgeving? Gaat het college hierop handhaven? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Vraag 10) De aangebrachte wilde zwijnen dienen als lokvoer. Lokvoer mag wettelijk gezien niet vergiftigd of verdovend zijn. Hoe verhoudt het verslepen en aanbrengen van elders afkomstige zwijnen tot de wettelijke vereisten omtrent lokvoer? Hoe wordt geborgd dat dit lokvoer niet ‘vergiftigd’ is met AVP?

Vraag 11) Wat is voor het college de consequentie van het verslepen van everzwijnen? Gaat het college deze situatie handhaven? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

De jagers maken gebruik van terreinwagens om bij de stukken grond te komen die onder hun jachtrechten vallen. Hierbij schromen ze niet om gebruik te maken van terreinen van derden. Met name de terreinen van Natuurmonumenten worden flink bereden. Deze terreinen hebben hoge natuurwaarden met beschermde soorten aan flora en fauna.

Vraag 12) Deze gronden worden met natuursubsidie van de provincie ondersteund. Vindt het college dat het rijden met terreinwagens over gesubsidieerde natuurgronden passend is? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat het college doen om dit soort toestanden te voorkomen?

In de buurt spelen er geen agrarische belangen. Het buitengebied Benzenrade staat ook in de bestemmingsplannen van de gemeente Heerlen als natuur aangemerkt. Ook is de gemeente Heerlen gestopt met de jacht.

Vraag 13) Daarbij is er in casu sprake van grote misstanden, gelet op de onbevoegd aangebrachte bouwwerken en het lokvoergebruik. Welke consequenties heeft dit voor het college? Gaat het de verleende jachtaktes intrekken? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Graag beantwoording binnen de daarvoor geldende termijn.

Met vriendelijke groet,

Pascale Plusquin

Partij voor de Dieren

Vos 1 Vos 2

Zwijn 1 Zwijn 2

Reebok 1 Reebok 2

Indiendatum: 29 apr. 2021
Antwoorddatum: 22 jul. 2021

In lijn met de brief d.d. 29 april 2021 (2021/11438) is de beantwoording van deze vragen voorgelegd aan het nieuwe college.

Vraag 1) De gronden van de rentmeester worden gebruikt als jachtveld en grenzen allen aan het gebied van Natuurmonumenten. Het is gebruikelijk dat gebieden met hoge natuurwaarden en -doelen behoren tot stichtingen, gemeentes of provincies. Klopt het dat deze stukken grond in eigendom zijn van een rentmeester die in dienst is bij de provincie Limburg? Zo ja, hoe kan het dat deze stukken grond met natuurwaarden in handen zijn gekomen van een particulier? Hoe is deze overdracht tot stand gekomen?

Zie antwoord vraag 2.

Vraag 2) De ophef omtrent natuurbeheer in Limburg zit nog vers in het geheugen. Hoe kan het dat deze gronden eigendom worden van een rentmeester bij de provincie? Is het college het met de PvdD-fractie eens dat deze zaak de schijn van belangenverstrengeling tegen heeft? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Onderdeel van de werkwijze van de toenmalige Landinrichtingscommissie Mergelland-Oost was de ‘Regeling particulier bos- en natuurbeheer’. De regeling hield in dat de gebieden voor nieuwe natuur, de zogenaamde Cp-gebieden en bos en bosstroken werden ingericht door de landinrichtingscommissie. Na inrichting konden deze gronden door het toenmalige Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) met een kwalitatieve verplichting worden door geleverd aan particulieren voor de waarde van natuurgrond. Deze regeling was gericht op een versnelde afronding van de klassieke projecten en het bevorderen van particulier natuurbeheer. De toenmalige Dienst Landelijk Gebied (DLG) heeft op 8 mei 2008 ingestemd met deze werkwijze.

Ons college acht het niet passend om via openbare Statenvragen in te gaan op het handelen van individuele ambtenaren in dienst van de provincie. Naar aanleiding van uw vraag heeft de Algemeen Directeur, in overleg met de waarnemend CdK initiatief genomen tot een feitenreconstructie van de grondtransacties waaraan u in uw vragen refereert. Indien daar aanleiding toe is zullen wij Provinciale Staten vertrouwelijk informeren.

In uw brief stelt u dat deze percelen hoge natuurwaarden hebben en ook grenzen aan een gebied in beheer bij Natuurmonumenten. Flora en fauna wordt hierdoor mogelijk verstoord.

Vraag 3) Zijn er in verleende jachtaktes aanvullende voorwaarden opgenomen om dit te voorkomen? Zo ja, dewelke? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt dit zich tot de Wet natuurbescherming?

De bevoegdheid tot afgifte van een jachtakte berust bij de plaatselijke korpschef van politie of een door hem aangewezen ambtenaar. De jachtakte is niet de plaats om aanvullende voorwaarden op te nemen omtrent het bejagen van gebieden met een hoge natuurwaarde. Dit betekent niet dat de natuurwaarden niet worden beschermd. Dat gebeurt echter niet middels jachtakte maar via een ontheffing of vrijstelling en eventueel een Natura 2000-vergunning. Bovendien dienen jacht, populatiebeheer en schadebestrijding te worden uitgevoerd conform het door ons college goedgekeurde faunabeheerplan en conform de regelgeving in de Wet Natuurbescherming. Daarnaast kunnen de grondeigenaren en/of grondgebruikers aanvullende afspraken maken met de uitvoerder van het faunabeheer.

Vraag 4) Het is wettelijk verboden om genoemde soorten onder zich te houden. Is voor het onder zich houden van deze soorten een ontheffing verleend? Zo nee, hoe kunnen deze taferelen plaatsvinden en gaat het college op het niet meer voorkomen van deze praktijken handhaven?

De genoemde soorten (vos, ree en wild zwijn) zijn niet beschermd op grond van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn en vallen daarom onder het nationale beschermingsregime in de Wet natuurbescherming. In beginsel is het verboden om exemplaren van de soorten vos, ree en wild zwijn onder zich te houden, voor zover deze dieren uit het wild afkomstig zijn. Een vrijstelling geldt – onder voorwaarden – voor zover het dier (dood of levend) aantoonbaar is verkregen overeenkomstig de regimes voor jacht, schadebestrijding of populatiebeheer, op grond van een ontheffing, vrijstelling of opdracht dan wel verkregen op legale wijze in het buitenland, dan wel – indien het een dood dier betreft – aantoonbaar in het wild is gestorven buiten schuld of medeweten van degene die zich het dier heeft toegeëigend. Populatiebeheer van vossen, reeën en wilde zwijnen is in Limburg toegestaan. Het is de houder van een dergelijke toestemming ook toegestaan deze soorten onder zich te houden. Alle drie de genoemde diersoorten komen in dit gebied voor.

Vraag 5) De gehouden soorten worden gebruikt als lokvoer of aas. Het gebruik van lokvoer of aas is enkel toegestaan met een ontheffing, én dan enkel bij bepaalde soorten. Is er voor het lokvoer- of aasgebruik een ontheffing afgegeven? Zo ja, voor welke soorten? Zo nee, gaat het college in casu handhaven als andere soorten oneigenlijk bejaagd worden door dit lokvoer- of aasgebruik?

Op grond van de Wet natuurbescherming is er geen verbod voor het gebruik van lokvoer voor niet- wildsoorten (zoals de vos). In het geval van de vos vindt het afschot in de meeste gevallen plaats op grond van de landelijke vrijstelling; indien wordt gehandeld in overeenstemming met de landelijke vrijstelling dan is geen ontheffing van GS benodigd.

Vraag 6) Het is wettelijk verboden om te jagen binnen 200 meter rondom geplaatst lokvoer of aas als de vijf vrij bejaagbare soorten gelokt worden. Het lijkt erop dat deze afstand ter plaatse niet aangehouden wordt. Hoe ziet het college erop toe dat deze afstand geborgd word? Gaat het college deze praktijken bij overtreding handhaven?

Op grond van artikel 3.6 lid 12 Besluit natuurbescherming is het verboden om te jagen binnen een straal van 200 meter van plaatsen waar voer is verstrekt met het oogmerk de vijf bejaagbare wildsoorten (wilde eend, fazant, houtduif, haas en konijn) te lokken. Indien hier sprake van is zal er handhavend opgetreden worden. Het achterlaten van dode dieren in het veld kan wellicht dienen om vossen binnen schootsafstand te krijgen, maar het is niet aannemelijk dat dit dient om de vijf bejaagbare wildsoorten te lokken. Deze soorten zijn immers geen aaseters.

Vraag 7) Dit lokvoer is ook aangetroffen in een beschermd natuurgebied. Hoe kan het dat lokvoer of aas terechtkomt in beschermde natuurgebieden? Waar komt dit lokvoer of aas in casu vandaan, en wie heeft dit geplaatst? Wordt hier handhavend tegen opgetreden door het college? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Navraag bij de beheerder leerde dat deze op de hoogte is van het feit dat er kadavers op het terrein zijn gelegd. De beheerder geeft aan dat het hierbij gaat om kadavers die afkomstig zijn uit het betreffende jachtgebied. De kadavers worden over het algemeen begraven, maar vossen graven deze nog wel eens op. Het achterlaten van dode dieren in het gebied waar ze vandaan komen is in zichzelf geen overtreding van de Wet natuurbescherming of van milieuwetgeving. Dode dieren vervullen een belangrijke rol in de natuur als voedsel voor aas etende diersoorten en leveren een bijdrage aan het bodemleven. Er is daarom geen aanleiding voor ons college om handhavend op te treden.

Vraag 8) Dieren uit bossen van Natuurmonumenten mogen ongestoord, stressvrij leven en dit zonder afschot. Toch lokken jagers ze weg met lokvoer en aas om ze af te schieten. Het is wettelijk verboden om deze dieren te lokken naar eigen jachtterreinen en ze vervolgens af te schieten. Wordt hierop toegezien en handhavend opgetreden door het college? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Natuurmonumenten geeft aan dat aan een wildbeheereenheid toestemming is gegeven tot grondgebruik van de aangrenzende terreinen. Er is geen jachtovereenkomst, maar afschot van wilde zwijnen is wel toegestaan. Bij hoge uitzondering is in overleg met Natuurmonumenten afschot van uitsluitende selectief ziek en zwak reewild toegestaan. Vossen mogen op het terrein van Natuurmonumenten niet geschoten worden. Op grond van artikel 3.6 lid 12 Besluit natuurbescherming is het verboden om te jagen binnen een straal van 200 meter van plaatsen waar voer is verstrekt met het oogmerk deze vijf wildsoorten te lokken. Indien hier sprake van is zal er handhavend opgetreden worden.

Overigens vindt de uitvoering van het faunabeheerplan ook op de gronden van Natuurmonumenten plaats. Niet kon worden vastgesteld of hier sprake is van lokvoer en/of dat dieren vanuit bossen van Natuurmonumenten worden weggelokt.

Vraag 9) In verband met Afrikaanse varkenspest (hierna: AVP) gelden strenge regels omtrent de zwijnenjacht. Door het gesleep zijn hieromtrent ernstige risico's genomen. Hoe verhoudt het slepen van deze karkassen zich tot de AVP-regelgeving? Gaat het college hierop handhaven? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Zie antwoord vraag 11.

Vraag 10) De aangebrachte wilde zwijnen dienen als lokvoer. Lokvoer mag wettelijk gezien niet vergiftigd of verdovend zijn. Hoe verhoudt het verslepen en aanbrengen van elders afkomstige zwijnen tot de wettelijke vereisten omtrent lokvoer? Hoe wordt geborgd dat dit lokvoer niet ‘vergiftigd’ is met AVP?

Zie antwoord vraag 11.

Vraag 11) Wat is voor het college de consequentie van het verslepen van everzwijnen? Gaat het college deze situatie handhaven? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Navraag bij de beheerder leerde dat deze op de hoogte is van het feit dat er kadavers op het terrein zijn gelegd. De beheerder geeft aan dat het hierbij gaat om kadavers die afkomstig zijn uit het betreffende jachtgebied. Niet kon worden vastgesteld dat de aangetroffen karkassen van wilde zwijnen als lokvoer dienen.

Er is voor zover wij weten geen besmetting met Afrikaanse Varkenspest (AVP) bekend binnen Nederland, zowel niet bij gehouden varkens als bij wilde zwijnen. Met de dreiging van AVP zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt met het ministerie van LNV om het beheer buiten de leefgebieden te intensiveren en daartoe de benodigde middelen ter beschikking te stellen. Hiertoe zijn er door ons college ontheffingen verleend op basis van de Wet natuurbescherming. Het is onwenselijk om dode wilde zwijnen uit een gebied te verplaatsen en in een ander gebied in de natuur achter te laten, gelet op de mogelijkheid dat hiermee de verspreiding van dierziekten in de hand wordt gewerkt. Op grond van regelgeving m.b.t. afvaldumping in de Wet milieubeheer) kan dit een overtreding zijn die aanleiding geeft tot handhaving.

Vraag 12) Deze gronden worden met natuursubsidie van de provincie ondersteund. Vindt het college dat het rijden met terreinwagens over gesubsidieerde natuurgronden passend is? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat het college doen om dit soort toestanden te voorkomen?

Het is aan de grondgebruiker en/of grondeigenaar om te bepalen of motorvoertuigen worden ingezet bij het beheer van het gebied. Afhankelijk van de uit te voeren werkzaamheden kan dit passend zijn.

Vraag 13) Daarbij is er in casu sprake van grote misstanden, gelet op de onbevoegd aangebrachte bouwwerken en het lokvoergebruik. Welke consequenties heeft dit voor het college? Gaat het de verleende jachtaktes intrekken? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

De gemeente is het bevoegd gezag ten aanzien van onbevoegd aangebrachte bouwwerken. De bevoegdheid tot het intrekken van een jachtakte berust bij de plaatselijke korpschef van politie of een door hem aangewezen ambtenaar, en niet bij ons college (artikel 5.4, zevende lid, van de Wnb).

Ons college heeft de antwoorden op bovenstaande vragen ter informatie onder de aandacht gebracht van de gemeente Heerlen als bevoegd gezag voor de toezicht op bouwwerken, alsmede de plaatselijke korpschef van politie als bevoegd gezag voor de afgifte van de jachtakte.

Gedeputeerde staten van Limburg

voorzitter

secretaris