Schriftelijke vragen Plusquin over Beleidslijn bevers
Indiendatum: 19 apr. 2022
Geacht college,
In de Cie RLN van 15 april jl. heeft de fractie van de Partij voor de Dieren een aantal vragen gesteld over de Beleidslijn bever die niet zijn beantwoord. Daarnaast heeft de fractie, in aanvulling op,,en naar aanleiding van, de behandeling in de commissie, de volgende vragen:
-
Welke verklaring heeft GS dat er van de subsidieregeling voor particulieren geen gebruik is gemaakt? Hoe is daaraan bekendheid gegeven, en op welke manier gaat GS dat veranderen om een groter gebruik te stimuleren?
-
Hoe en wanneer wordt het onderzoek naar alternatieven voor het continu verwijderen van beverdammen, dat gestaakt is vanwege het faillissement van het IKL, opnieuw opgepakt?
-
Hoe verhoudt het doden van bevers zich tot de erkenning van de intrinsieke waarde van het dier in de Wet Dieren en de Wet natuurbescherming?
-
Welke controles worden uitgevoerd op het doorlopen van de escalatieladder, nu ook eventueel bij schade in tuinen? Met name in die gevallen waarin tot afschot wordt overgegaan? Hoe wordt er, in geval van afschot, op toegezien dat de dieren niet onnodig lijden?
-
Beoogd wordt, in de Beleidslijn, om op locaties waar de veiligheid in het geding is, nulstandgebieden in te stellen. Hoe wordt geborgd dat daarbij de escalatieladder wordt doorlopen, en eerst maximaal preventieve maatregelen worden ingezet?
Het college vraagt de Faunabeheereenheid Limburg om in een (kennelijk) op te stellen wijziging van het Faunabeheerplan een kader op te nemen met een overzicht van planten- en diersoorten waarop de bever een nadelige invloed heeft, en hoe hiermee om kan worden gegaan. Toegezegd is dat ook positieve effecten in het onderzoek aan de orde zullen komen.
6) Hoe gaat GS erop toezien dat het onderzoek naar effecten op de natuur van de bever door een ecologische onderzoeksorganisatie wordt uitgevoerd, en dat de vraagstelling en de rapportage vanuit de wettelijke belangen op grond van de Wet natuurbescherming geschiedt - en niet (uitsluitend) vanuit de belangen van faunabeheerorganisaties?
7) Er wordt besloten in de Beleidslijn om de ontheffing van de FBE door te schrijven
naar de WBE’s. Waarom wordt daar nu voor gekozen, en is er eerder voor gekozen om dat niet te doen? Wat zijn de garanties dat daarbij de escalatieladder nog steeds goed doorlopen zal worden?
8) Wat houden de in de Beleidslijn genoemde afspraken in, tussen provincie, waterschap en FBE, over het verlagen van beverdammen? Kunnen deze afspraken openbaar
worden gemaakt, en zo nee, waarom niet?
Bij voorbaat dank voor beantwoording van deze vragen binnen de daarvoor geldende termijn.
Met vriendelijke groet,
Pascale Plusquin
Partij voor de Dieren
Indiendatum:
19 apr. 2022
Antwoorddatum: 24 mei 2022
Vraag 1) Welke verklaring heeft GS dat er van de subsidieregeling voor particulieren geen gebruik
is gemaakt? Hoe is daaraan bekendheid gegeven, en op welke manier gaat GS dat veranderen om
een groter gebruik te stimuleren?
In de periode 2018-2020 is er een subsidieregeling voor faunaschadepreventie opengesteld geweest
voor agrariërs om knaag-, vraat- en wroetschade door onder andere de bever te voorkomen. Er zijn
echter geen aanvragen voor de preventie van beverschade ingediend. De regeling had weinig
bekendheid onder agrariërs, ondanks gerichte communicatie hierover door de Limburgse Land- en
Tuinbouwbond (LLTB). Bij enkele ondernemers speelde mee dat er weinig bereidheid was om zelf
financieel bij te dragen om te investeren in schadepreventie vanwege andere prioriteiten. Voorafgaand
aan de regeling waren overigens door agrariërs diverse beverwerende maatregelen genomen. Daarnaast
is enkele keren een schrikdraadset via de Faunabeheereenheid Limburg (FBE) uitgeleend om
beverschade aan gewassen te voorkomen.
De financiële ondersteuning voor schadepreventie richt zich tot dusver op de bedrijfsmatige landbouw en
is dus nog niet beschikbaar voor particulieren. Zodra er aanvullende mogelijkheden voor particulieren
zijn, dan zal de Provincie dit kenbaar maken via de beschikbare mediakanalen (website, nieuwsbrief,
etc.).
Vraag 2) Hoe en wanneer wordt het onderzoek naar alternatieven voor het continu verwijderen
van beverdammen, dat gestaakt is vanwege het faillissement van het IKL, opnieuw opgepakt?
De betrokken partijen hebben afgelopen maart overleg gehad (Waterschap Limburg, Zoogdiervereniging en Faunabeheereenheid Limburg) en hebben besloten het project opnieuw op te starten door op drie locaties de proef uit te voeren. Voor het gedeelte dat het IKL zou doen en dat nu is weggevallen (het vinden, aansturen en begeleiden van een aannemer die het graafwerk uitvoert voorafgaand aan het monitoringsonderzoek) gaan het Waterschap en de Provincie een nieuwe aannemer zoeken zodat in september -na de kraamperiode van de bevers- de werkzaamheden kunnen aanvangen.
Vraag 3) Hoe verhoudt het doden van bevers zich tot de erkenning van de intrinsieke waarde van
het dier in de Wet dieren en de Wet natuurbescherming?
De Wet dieren gaat hoofdzakelijk over gehouden dieren in tegenstelling tot de Wet natuurbescherming die enkel betrekking heeft op wilde dieren. Beide wetten erkennen de intrinsieke waarde van dieren en dat zorgvuldig met dieren moet worden omgegaan om dierenleed te voorkomen. Zo valt de bever onder het beschermingsregime van de Wet natuurbescherming, zoals beschreven in paragraaf 3.2 (Habitatrichtlijnsoorten). De Wet natuurbescherming staat echter toe dat de provincies een ontheffing faunabeheer kunnen verlenen om bevers in de natuur te doden, mits er geen andere bevredigende oplossingen zijn, erkende belangen (dreigen te) worden geschaad en de staat van instandhouding niet in het geding komt. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de wettelijke zorgplicht en de bepaling dat eenieder die een in het wild levend dier vangt of doodt voorkomt dat het dier onnodig lijdt (artikel 1.11 en artikel 3.24 Wet natuurbescherming). Door te voldoen aan al deze voorwaarden komt de intrinsieke waarde van de bever -zoals bedoeld in de Wet dieren en de Wet natuurbescherming- tot uitdrukking bij (eventuele) ontheffingverlening.
Vraag 4) Welke controles worden uitgevoerd op het doorlopen van de escalatieladder, nu ook
eventueel bij schade in tuinen? Met name in die gevallen waarin tot afschot wordt overgegaan?
Hoe wordt er, in geval van afschot, op toegezien dat de dieren niet onnodig lijden?
Een ontheffing faunabeheer kan enkel worden verleend indien erkende belangen (dreigen te) worden
geschaad, er geen andere bevredigende oplossingen zijn en de gunstige staat van instandhouding van
de soort niet in gevaar komt. De erkende belangen in de verleende ontheffing faunabeheer ‘2021-35:
Bever (Castor fiber)’ zijn: openbare veiligheid, bescherming van wilde flora- of fauna of de instandhouding
van de natuurlijke habitats en ter voorkoming van ernstige schade aan wateren. Het College wil meer
handelingsperspectief bieden in situaties waarbij door ondergraving ernstige schade optreedt of dreigt op
te treden aan particuliere eigendommen buiten de kansrijke gebieden en preventieve middelen
aantoonbaar niet hebben gewerkt of niet mogelijk zijn. Bijvoorbeeld door na te gaan of ook ontheffing kan
worden verleend op basis van het belang ‘ernstige schade aan andere vormen van eigendommen’.
In de verleende ontheffing nr. 2021-35 aan de FBE is als voorwaarde opgenomen dat indien bevers
worden gedood buiten kansrijke gebieden1 de ontheffingsaanvrager een plan van aanpak indient bij de
FBE, waarin onder andere moet worden gemotiveerd welke bevredigende oplossingen al zijn getroffen
(het doorlopen van de escalatieladder). Op basis van deze informatie toetst de FBE of aan de
voorwaarden van de ontheffing wordt voldaan. Vervolgens wordt door de FBE gerapporteerd aan de
Provincie Limburg over de wijze waarop de escalatieladder is doorlopen, alvorens de ontheffing kan
worden ingezet. De Provincie Limburg is bevoegd om op basis van het afschrift van het plan van aanpak
een controle op de Wet natuurbescherming uit te voeren.
Ook een ontheffing faunabeheer met betrekking tot ernstige schade in tuinen kan slechts worden verleend indien erkende belangen (dreigen te) worden geschaad, er geen andere bevredigende oplossingen zijn (waaronder preventie) en de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar komt. Bij bijvoorbeeld het verwijderen van een oeverhol wordt de bever verjaagd, waarna het noodzakelijk is om aan preventie te doen zodat de bever niet meer terug kan keren. Voor schade in tuinen zullen bevers aldus eerder verjaagd dan gedood worden. Op het moment dat dieren mogen worden gedood op basis van een ontheffing faunabeheer, worden te allen tijde voorwaarden opgenomen dat dieren bij het doden niet onnodig lijden. Zoals voorschriften over de inzet van het geweer met de voorgeschreven munitie en het tijdig controleren van de vangkooien. Afschot mag alleen worden uitgevoerd door een daartoe bevoegd en opgeleid persoon (jachtaktehouder). Toezichthouders en handhavers zijn bevoegd om te controleren op de naleving van deze voorschriften.
Vraag 5) Beoogd wordt, in de Beleidslijn, om op locaties waar de veiligheid in het geding is,
nulstandgebieden in te stellen. Hoe wordt geborgd dat daarbij de escalatieladder wordt
doorlopen, en eerst maximaal preventieve maatregelen worden ingezet?
Nulstandgebieden zijn specifieke locaties waarbij op voorhand duidelijk is dat de bever voor een zodanige gevaarzetting of grote maatschappelijke schade zorgt, welk disproportioneel hoge kosten met zich meebrengt, dat het handhaven van een nulstand op die locatie nodig is. Te denken valt aan dijken die rechtstreeks aan de waterlijn liggen en grote infrastructurele werken (spoorwegen en snelwegen). Alle bevers die in dit gebied komen, mogen op voorhand worden geweerd of verwijderd. Er is dus geen sprake van het doorlopen van de escalatieladder.
Voorwaarde voor het kunnen realiseren van een nulstandgebied is dat inzichtelijk wordt gemaakt waarom
preventie op deze specifieke locatie niet mogelijk of effectief is, wat de schade aan de verschillende
belangen zal zijn en waarom het probleem met de huidige ontheffing faunabeheer niet op te lossen is.
Voorafgaand aan het instellen van een nulstandgebied moet voldoende worden onderbouwd dat er geen
andere bevredigende oplossingen zijn en dat de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in
gevaar komt.
De ontheffing staat doden binnen de kansrijke gebieden niet toe, tenzij er acuut gevaar dreigt of is ontstaan voor de veiligheid zoals een (dreigende) dijkdoorbraak, en er geen andere mogelijkheid is om dit gevaar af te wenden anders dan door het vangen en/of doden van de bever(s)
Vraag 6) Hoe gaat GS erop toezien dat het onderzoek naar effecten op de natuur van de bever door een ecologische onderzoeksorganisatie wordt uitgevoerd, en dat de vraagstelling en de rapportage vanuit de wettelijke belangen op grond van de Wet natuurbescherming geschiedt - en niet (uitsluitend) vanuit de belangen van faunabeheerorganisaties?
Er zijn verschillende nationale en internationale onafhankelijke onderzoeken uitgevoerd naar de effecten van de bever op de natuur. In algemene zin kan worden gesteld dat andere soorten profiteren of last hebben van de bever, maar dat dit per locatie kan verschillen afhankelijk van de activiteit van de bever. Limburg is uniek vanwege de aanwezigheid van stromende beken en de soorten die hier voorkomen en waar Natura 2000-doelen voor zijn vastgesteld. Recent is het rapport ‘Onderzoek naar het effect van de bever op het ecosysteem en de doelsoorten van de Roode beek in de Meinweg 2017-2021’2 opgeleverd. Dit rapport is door Natuurbalans opgesteld en in opdracht van de Provincie Limburg en het Waterschap Limburg uitgevoerd.
De FBE heeft -conform de vereisten van de Wet natuurbescherming en de Wijzigingsverordening Hoofdstuk 3 Natuur van de Omgevingsverordening Limburg 2014- een brede maatschappelijke vertegenwoordiging in haar bestuur. Het betreft de grotere vertegenwoordigende organisaties op het gebied van natuurbeheer, landbouw, het particulier eigendom, de jacht en overige maatschappelijke organisaties als de Dierenbescherming en de Natuur- en Milieufederatie Limburg.
Het college heeft aan de FBE gevraagd om in het nieuwe Faunabeheerplan Bever een kader op te nemen met een overzicht van Natura 2000 planten- en diersoorten en habitats waarop de leefwijze van de bever een nadelige invloed heeft en hoe hier mee om kan worden gegaan. Doel is om conflicten tussen bevers en andere fauna en flora te verminderen. Beschikbare (ecologische) onderzoeken, waaronder het genoemde onderzoek van Natuurbalans, zijn hiervoor belangrijke bouwstenen. De FBE zal verder aan beheerders, waaronder de TBO’s en het Waterschap, vragen om een lijst op te stellen van soorten en habitats waarop de leefwijze van de bever een nadelige invloed heeft. Zoals toegezegd zullen ook de planten- en diersoorten en habitats waarop de leefwijze van de bever een positieve invloed heeft worden meegenomen. Op basis hiervan wordt een beslisboom opgesteld waarmee kan worden bepaald hoe kan worden gehandeld.
Vraag 7) Er wordt besloten in de Beleidslijn om de ontheffing van de FBE door te schrijven naar
de WBE’s. Waarom wordt daar nu voor gekozen, en is er eerder voor gekozen om dat niet te
doen? Wat zijn de garanties dat daarbij de escalatieladder nog steeds goed doorlopen zal
worden?
Het Waterschap Limburg maakt het meest gebruik van de ontheffing faunabeheer waarbij bevers als laatste maatregel van de escalatieladder en buiten de kansrijke gebieden1 worden gedood. Voor elke locatie waar bevers worden gedood moet voorafgaand een plan van aanpak worden opgesteld.
Het doden werd eerst in eigen beheer door het Waterschap uitgevoerd, waarbij de ontheffing van de FBE werd doorgeschreven naar het Waterschap. Het Waterschap heeft daarnaast een pilot uitgevoerd met lokale jachtaktehouders. Het Waterschap en de Provincie hebben afgesproken dat het faunabeheer van de bever kan worden opgenomen in de reguliere organisatie van het faunabeheer, waarbij de ontheffing van de FBE wordt doorgeschreven naar de wildbeheereenheden (WBE’s). De WBE coördineert de inzet van de ontheffing in haar werkgebied en helpt het Waterschap zo om schade, c.q. beheerskosten te voorkomen.
De situatie rondom het doorlopen van de escalatieladder verandert niet. Deze moet door de beheerder/ eigenaar worden doorlopen, in de meeste gevallen is dat het Waterschap. De Provincie krijgt een afschrift van het plan van aanpak en is bevoegd om op basis van het afschrift een controle op de Wet natuurbescherming uit te voeren.
Vraag 8) Wat houden de in de Beleidslijn genoemde afspraken in, tussen provincie, Waterschap
en FBE, over het verlagen van beverdammen? Kunnen deze afspraken openbaar worden gemaakt,
en zo nee, waarom niet?
Het verlagen van beverdammen kan noodzakelijk zijn om natschade te voorkomen. Het Waterschap Limburg mag door te handelen volgens de ‘Gedragscode Wet natuurbescherming voor waterschappen, Onderdeel Soortbescherming, Bestendig beheer en onderhoud’ van de Unie van Waterschappen beverdammen verlagen of verwijderen, mits verlaging van de dam niet leidt tot overtreding van het verbod om bevers te verstoren of hun voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te beschadigen of te vernielen. Indien door het verlagen of verwijderen van de dam de ingang van een bewoonde beverburcht of oeverhol niet meer onder water zou komen te staan, dan is voor die handeling een ontheffing faunabeheer noodzakelijk. In de zomer van 2021 hebben de Provincie Limburg en het Waterschap Limburg aan de hand van enkele actuele probleemsituaties besproken in welke situaties werken volgens de gedragscode mogelijk is en in welke situaties een ontheffing faunabeheer nodig is. Deze informatie is aan de FBE aangeboden ten behoeve van het nieuwe Faunabeheerplan Bever en kan desgewenst door een ieder worden ingezien.
Gedeputeerde staten van Limburg,
voorzitter
secretaris
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Schriftelijke vragen Plusquin cs inzake reactie Europese Commissie op het Nationaal Strategisch Plan
Lees verderSchriftelijke vragen Plusquin over Schadelijke gevolgen gesubsidieerde beheerwerkzaamheden Natura 2000-gebied Putberg
Lees verder