Schrif­te­lijke vragen Plusquin Ophef vernielen patrij­zennest en -eieren door water­schap Limburg


Indiendatum: 15 jun. 2021

Geacht college,

Op maandag 7 juni jl. is in Heythuysen een patrijzennest vernield bij maaiwerkzaamheden door het waterschap Limburg. Daarbij zijn ook patrijzeneieren stukgemaakt. Dit leidt plaatselijk en online tot ophef. Ook levert deze gang van zaken mogelijk strijd op met de Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Gelet op de rol die deze wet voor het college van gedeputeerde staten weglegt, leidt dit bij de Partij voor de Dieren-fractie tot de volgende vragen.

  1. Hoe is de kwaliteitsborging in deze geregeld door het waterschap Limburg? Kan de aannemer aantonen dat hij het kwaliteitssysteem heeft gevolgd aangaande deze opdracht?

  2. Heeft de betreffende aannemer een keurmerk voor maaibeheer zoals Kleurkeur? Wil het college zich inspannen om in overleg met gemeenten en waterschappen het hebben van een keurmerk zoals Kleurkeur als uitgangspunt van het maaibeleid te maken?

  3. Het is niet de eerste keer dat het maaibeleid van het waterschap Limburg tot ophef leidt. Bij deze eerdere ophef gaf het college aan toe te zullen zien op een correcte uitvoering van het maaicontract. Hoe kan het dan gebeuren dat het nu weer misgaat bij het waterschap Limburg? Gaat het college zijn toezicht aanscherpen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

  4. Wil het college, gelet op zijn verplichtingen conform de Wet natuurbescherming, in overleg gaan met Limburgse gemeentes en het waterschap Limburg om dit soort praktijken te voorkomen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

De patrijs (perdix perdix) staat op de Rode Lijst van Sovon en de status van deze soort is kwetsbaar. Provinciale staten hebben zich eerder al uitgesproken voor meer beschermingsinspanningen m.b.t. deze unieke soort. In Nederland ligt de plicht om een gunstige staat van instandhouding te borgen bij gedeputeerde staten. Maaien in het broedseizoen levert duidelijk risico’s op om aan deze verplichting te voldoen.

5) Ziet het college een verband tussen incidenten in het maaibeheer en de kwetsbare status van de patrijs? Zo ja, kan het zijn antwoord toelichten? Zo nee, waarom niet?

6) Op de patrijs is de Vogelrichtlijn van toepassing. Lidstaten moeten erop toezien dat de instandhouding van de soort niet in gevaar gebracht wordt. Dit geldt in het bijzonder zolang de jongen het nest nog niet hebben verlaten. In Nederland ligt de plicht om een gunstige staat van instandhouding te borgen bij gedeputeerde staten. Wat gaat het college doen om aan zijn verplichting te voldoen om voor de patrijs een gunstige staat van instandhouding te realiseren? Vindt het college dat maaien in het broedseizoen de geijkte manier is om de gunstige staat van instandhouding voor de patrijs te garanderen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

7) Is een ander maaibeleid een mogelijkheid om tot een gunstige staat van instandhouding van de patrijs te komen? Zo ja, hoe wil het college dat bereiken? Zo nee, waarom niet?

Het is verboden om eieren, nesten en rustplaatsen van patrijzen opzettelijk te vernielen. De maand juni is broedseizoen voor de patrijs. Deze legt bij voorkeur eieren op een beschutte plek, bijvoorbeeld in bermen als het gras daar hoog staat.

8) Door in het broedseizoen hoog gras in bermen te maaien, heeft het waterschap Limburg het risico op de koop toegenomen om eieren, nesten en rustplaatsen te vernielen. Dit neigt naar ‘voorwaardelijk opzet’, waardoor er in strijd is gehandeld met het verbod uit de Wet natuurbescherming. Is het college het met de PvdD-fractie eens dat het waterschap Limburg bewust het risico neemt om eieren en nesten te vernielen door bermen te maaien in het broedseizoen, waardoor er sprake is van voorwaardelijk opzet en daarmee een overtreding van de Wet natuurbescherming? Zo ja, gaat het college handhavend optreden? Zo nee, waarom niet?

9) Bij een overtreding van de Wet natuurbescherming geldt voor het college van gedeputeerde staten de beginselplicht tot handhaving. Toch is het niet de eerste keer dat het waterschap Limburg misstappen begaat in het maaibeheer. Is er een verband tussen incidenten in maaibeheer en gebrek aan handhavend en ecologisch toezicht? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Gaarne beantwoording binnen de daarvoor geldende termijnen.

Hoogachtend,

Pascale Plusquin

Partij voor de Dieren

Indiendatum: 15 jun. 2021
Antwoorddatum: 24 aug. 2021

GS-brief Beantwoording statenvragen PvdD vernielen partijzennest

Op maandag 7 juni jl. is in Heythuysen een patrijzennest vernield bij maaiwerkzaamheden door het waterschap Limburg. Daarbij zijn ook patrijzeneieren stukgemaakt. Dit leidt plaatselijk en online tot ophef. Ook levert deze gang van zaken mogelijk strijd op met de Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Gelet op de rol die deze wet voor het college van gedeputeerde staten weglegt, leidt dit bij de Partij voor de Dieren-fractie tot de volgende vragen.

Vraag 1) Hoe is de kwaliteitsborging in deze geregeld door het waterschap Limburg? Kan de aannemer aantonen dat hij het kwaliteitssysteem heeft gevolgd aangaande deze opdracht?

Op grond van de Gedragscode Wet natuurbescherming voor waterschappen mag het waterschap Limburg onder bepaalde voorwaarden maaiwerkzaamheden uitvoeren tijdens het broedseizoen.
Eén van die voorwaarden is dat er een inspectie plaatsvindt voorafgaand aan het maaien en waarbij wordt vastgesteld dat de genoemde objecten vrij zijn van broedende vogels en hun nesten. Uit onderzoek van onze toezichthouder is gebleken dat op 26 mei 2021 een ecologische controle heeft plaatsgevonden. Aansluitend hebben in de periode 5 tot en met 7 juni 2021 maaiwerkzaamheden plaatsgevonden. Het waterschap Limburg heeft hiermee conform de Gedragscode Wet natuurbescherming voor waterschappen gehandeld zodat in dit geval geen sprake is van een overtreding.

Dit laat onverlet dat wij het betreuren dat het waterschap bij de ecologische controle een patrijzennest over het hoofd heeft gezien, temeer daar wij vanuit de actieve soortenbescherming juist een impuls willen geven aan het ontwikkelen van de populatie patrijzen.

Vraag 2) Heeft de betreffende aannemer een keurmerk voor maaibeheer zoals Kleurkeur? Wil het college zich inspannen om in overleg met gemeenten en waterschappen het hebben van een keurmerk zoals Kleurkeur als uitgangspunt van het maaibeleid te maken?

Het waterschap Limburg voert zijn onderhouds- en beheertaken uit op basis van de Gedragscode wet natuurbescherming voor waterschappen. Deze gedragscode is goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Verder heeft het waterschap aangegeven te werken met aannemers die in bezit zijn van diverse keurmerken voor maaibeheer, zoals o.a. de Groenkeur- certificering.

Vraag 3) Het is niet de eerste keer dat het maaibeleid van het waterschap Limburg tot ophef leidt. Bij deze eerdere ophef gaf het college aan toe te zullen zien op een correcte uitvoering van het maaicontract. Hoe kan het dan gebeuren dat het nu weer misgaat bij het waterschap Limburg? Gaat het college zijn toezicht aanscherpen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Vooropgesteld moet worden dat wij incidenten rondom de maaiwerkzaamheden en schade die daardoor kan ontstaan aan de natuur, ongeacht door welke partij deze werkzaamheden worden uitgevoerd, betreuren, ook in de gevallen waarin de geldende wettelijke voorschriften zijn nageleefd. Namens ons college zijn daarom reeds stappen gezet om te komen tot overleg met het waterschap Limburg om relevante werkzaamheden voorafgaand aan de uitvoering daarvan te toetsen aan onder meer de vereisten op grond van de Wet natuurbescherming. Daarbij is de inzet om incidenten als deze in de toekomst zo veel mogelijk te voorkomen en, in het onverhoopte geval dat zich toch een incident mocht voordoen, de gevolgen daarvan zo veel mogelijk te beperken. Mocht in de toekomst niettemin sprake zijn van overtredingen die ons college aanleiding kunnen geven tot handhavend optreden, dan zullen wij daartoe overgaan met inachtneming van de Landelijke handhavingsstrategie en Gedoogstrategie omgevingsrecht Provincie Limburg, zoals door ons vastgesteld en gepubliceerd.

Verder verdient opmerking dat het de taak is van ons college om toe te zien op de naleving van de Wet natuurbescherming en – in onderhavige casus- de Gedragscode Wet natuurbescherming voor waterschappen. Controle op de juiste uitvoering van een maaicontract is de verantwoordelijkheid van de aanbesteder, in dit geval het waterschap. In de beantwoording van eerdere statenvragen hebben wij aangegeven dat wij toezien op de naleving van maaicontracten waarvoor de provincie, bijvoorbeeld als wegbeheerder, opdracht heeft gegeven maar niet op maaicontracten van andere partijen.

Vraag 4) Wil het college, gelet op zijn verplichtingen conform de Wet natuurbescherming, in overleg gaan met Limburgse gemeentes en het waterschap Limburg om dit soort praktijken te voorkomen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Zoals hiervoor vermeld geldt primair dat elke organisatie zelf verantwoordelijk is om het beheer en onderhoud zodanig te (doen) uitvoeren dat aan de Wet natuurbescherming en geldende gedragscodes wordt voldaan. De provincie ziet toe op de naleving van de voorschriften en kan bij overtreding handhavend optreden.

Verder hebben wij hiervoor reeds aangegeven dat wij in overleg met het waterschap zullen bezien hoe incidenten in de toekomst zoveel mogelijk voorkomen kunnen worden

Vraag 5) Ziet het college een verband tussen incidenten in het maaibeheer en de kwetsbare status van de patrijs? Zo ja, kan het zijn antwoord toelichten? Zo nee, waarom niet?

De afname van de patrijs als akkervogel heeft vooral te maken met de intensivering van het agrarisch gebied. Uit eigen broedvogelonderzoek blijkt sinds de eerste monitoringsperiode (1990-1997) de populatie in Limburg met 81% afgenomen. In het pilotgebied Ospel, waar gewerkt wordt aan herstel van de populatie patrijzen, blijken veel patrijzen in wegbermen of perceelranden te broeden met kans op uitmaaien. Het uitmaaien kan een extra drukfactor zijn voor achteruitgang, met name in gebieden waar de stand al laag is. Het waterschap dient dus extra alert te zijn bij het maaien in gebieden waar patrijzen en overige beschermde soorten voorkomen door de geldende gedragscode zorgvuldig na te leven. Maar ook bij het zorgvuldig naleven van de geldende gedragscode zijn incidenten als deze niet geheel uit te sluiten.

Vraag 6) Op de patrijs is de Vogelrichtlijn van toepassing. Lidstaten moeten erop toezien dat de instandhouding van de soort niet in gevaar gebracht wordt. Dit geldt in het bijzonder zolang de jongen het nest nog niet hebben verlaten. In Nederland ligt de plicht om een gunstige staat van instandhouding te borgen bij gedeputeerde staten. Wat gaat het college doen om aan zijn verplichting te voldoen om voor de patrijs een gunstige staat van instandhouding te realiseren? Vindt het college dat maaien in het broedseizoen de geijkte manier is om de gunstige staat van instandhouding voor de patrijs te garanderen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

De patrijs is in 2016 in de Provinciale Natuurvisie opgenomen als prioritaire soort. Hierdoor zijn er voor deze soort extra inspanningen verricht om het tij te keren. In het voorjaar van 2018 zijn er een tweetal bijeenkomsten georganiseerd voor alle geïnteresseerde Limburgers, een symposium en een veldbezoek, om de bescherming van de patrijs in Limburg een extra impuls te geven.

Naast kennis over de actieve bescherming van de patrijs, was een belangrijke conclusie uit deze bijeenkomsten dat er een gecoördineerde aanpak nodig is om alle bestaande initiatieven en maatregelen te bundelen.

Concreet heeft dit geleid tot het inzetten van 50 hectaren agrarisch patrijzenbeheer in het kerngebied Ospel. Naast Ospel zijn er nog vijf kernleefgebieden (Siebengewald, Posterholt, Buggenum, Grathem en Grevenbicht) voor de patrijs onderscheiden, waarbij op basis van de in Ospel opgedane kennis en ervaring getracht wordt om ook daar de populaties te laten groeien met gecoördineerd beheer in gebieden waar nog voldoende patrijzen aanwezig zijn om de populaties te versterken.

De beste maatregel om broedvogels te sparen is om maaien in het broedseizoen zoveel mogelijk te voorkomen. Veel gedragscodes, waaronder de Gedragscode wet natuurbescherming voor waterschappen, staan echter in het broedseizoen onder voorwaarden werkzaamheden toe. Daaraan kan op verschillende manieren invulling worden gegeven. Enkele voorbeelden zijn het sparen van delen van de vegetatie zodat vogels zich hier gaan vestigen of toch maaien in het broedseizoen indien vooraf een inspectie is uitgevoerd dat de te maaien objecten vrij zijn van broedende vogels en hun nesten (het zogenoemde ‘voorlopen’). Aangetroffen broedende vogels, in gebruik zijnde nesten en eieren dienen altijd te worden gespaard, ook buiten het reguliere broedseizoen. Broedende vogels mogen evenmin worden verstoord. Het uitvoerend personeel dient te allen tijde te letten op alarmerende vogels en hun nesten. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient de voorliggende werkwijze locatie specifiek te worden gemaakt in de vorm van een ‘ecologisch werkprotocol’.

Vraag 7) Is een ander maaibeleid een mogelijkheid om tot een gunstige staat van instandhouding van de patrijs te komen? Zo ja, hoe wil het college dat bereiken? Zo nee, waarom niet?

Zoals hiervoor reeds vermeld staan veel gedragscodes werkzaamheden in het broedseizoen onder voorwaarden toe terwijl de beste maatregel om broedvogels te sparen het zoveel mogelijk voorkomen van maaien in het broedseizoen is. Optimalisaties ten opzichte van de gedragscodes zijn mogelijk. Zo is in het beschermingsproject voor de patrijs in de genoemde zes kernleefgebieden een aangepast bermbeheer één van de beschermingsmaatregelen die ook met de betrokken gemeenten is besproken.

Vraag 8) Door in het broedseizoen hoog gras in bermen te maaien, heeft het waterschap Limburg het risico op de koop toegenomen om eieren, nesten en rustplaatsen te vernielen. Dit neigt naar ‘voorwaardelijk opzet’, waardoor er in strijd is gehandeld met het verbod uit de Wet natuurbescherming. Is het college het met de PvdD-fractie eens dat het waterschap Limburg bewust het risico neemt om eieren en nesten te vernielen door bermen te maaien in het broedseizoen, waardoor er sprake is van voorwaardelijk opzet en daarmee een overtreding van de Wet natuurbescherming? Zo ja, gaat het college handhavend optreden? Zo nee, waarom niet?

Zie antwoord vraag 9.

Vraag 9) Bij een overtreding van de Wet natuurbescherming geldt voor het college van gedeputeerde staten de beginselplicht tot handhaving. Toch is het niet de eerste keer dat het waterschap Limburg misstappen begaat in het maaibeheer. Is er een verband tussen incidenten in maaibeheer en gebrek aan handhavend en ecologisch toezicht? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Zoals hiervoor aangegeven is in het onderhavige geval geen sprake van overtreding van de Wet natuurbescherming. Handhavend optreden is derhalve niet aan de orde. Wel zullen wij zoals eveneens hiervoor aangegeven in overleg met het waterschap bezien hoe incidenten in de toekomst zoveel mogelijk voorkomen kunnen worden.

Gedeputeerde staten van Limburg

voorzitter

secretaris