Schrif­te­lijke vragen Plusquin Ophef over gebruik van jonge niet-gefokte lokvogels en afschot van spreeuwen


Indiendatum: 14 apr. 2021

Geacht college,

Door de provincie Limburg zijn vergunningen verleend om spreeuwen te bejagen. Zo mogen deze zangvogels met hagelgeweren, jachtvogels en honden bejaagd worden. Ook mogen spreeuwen gevangen worden met vangkooien, waarbij eerder weggevangen spreeuwen gebruikt mogen worden als lokvogel. Deze praktijken leiden tot veel ophef, en dat met het Roermondse dassendrama nog vers in het geheugen. Voorgaande leidt bij de Partij voor de Dieren-fractie tot de volgende vragen.

Sovon beschouwt de staat van instandhouding van de spreeuwen als matig ongunstig. Door veranderd landgebruik neemt het aantal spreeuwen al jarenlang sterk af, zo ook in Limburg. Hierdoor is het natuurlijke verspreidingsgebied van de soort kleiner geworden. Dit is in strijd met de Wet natuurbescherming.

Vraag 1) Toch zou volgens het Limburgse Faunabeheerplan de gunstige staat van instandhouding van de spreeuwen niet in het geding komen. Hoe kan het college dit verklaren, terwijl het verspreidingsgebied van de spreeuw en dus de gunstige staat van instandhouding in Limburg afneemt? Wat gaat het college doen om aan zijn verplichting te voldoen om voor de spreeuw een gunstige staat van instandhouding te realiseren? Is een ander landbouwbeleid een mogelijkheid om tot een gunstige staat van instandhouding van de spreeuw te komen?

Vraag 2) Het aantal spreeuwen in Limburg is de laatste 20 jaar sterk afgenomen. Daarmee is het natuurlijke verspreidingsgebied van de spreeuw geslonken. De verleende ontheffingen zullen geen positief effect hebben op de soort. Vindt het college dat de verleende ontheffingen in overeenstemming zijn met de verleningsvoorwaarde om de gunstige staat van instandhouding te garanderen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en wat is het gevolg daarvan?

Vraag 3) Sinds 2008 wordt schade aan kleinfruit door spreeuwen niet meer vergoed. Wil het college zich bij BIJ12/Faunazaken inzetten om schade weer vergoed te krijgen?

Vraag 4) De huidige ontheffingen zijn verleend ten behoeve van de landbouw, terwijl juist veranderd landgebruik grondslag vormt voor de afname van de spreeuw. Wordt deze jacht inderdaad ingezet vanwege belangen van de landbouw? Zo ja, wordt de jacht dan eventueel betaald uit de landbouwbudgetten, en is het college bereid dat te doen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5) Preventieve middelen zoals beschermnetten voor het fruit zijn bewezen effectief. Wordt er gebruik gemaakt van netten om fruittelers tegen spreeuwenschade te beschermen? Zo ja, stelt de provincie deze ter beschikking of betaalt zij hieraan mee? Zo nee, wil de provincie hier financiële middelen voor uittrekken?

De invliegopening van de vangkooien mag slechts 60 mm zijn, zodat roofvogels niet de vangkooi in kunnen. Daarmee is het echter niet uitgesloten dat andere dier- en/of vogelsoorten gevangen worden in de vangkooien.

Vraag 6) Vindt het college dat deze mogelijke ‘bijvangst’ leidt tot oneigenlijk gebruik van de vangkooien in kwestie? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7) Is het college het met de Partij voor de Dieren-fractie eens dat deze ‘bijvangst’ mogelijk strijd oplevert met art. 3.20 Wet natuurbescherming? Zo ja, is dit een reden voor het college om het gebruik van vangkooien te staken? Zo nee, waarom niet?

Volgens de vangkooiontheffing dienen gevangen spreeuwen minimale stress te ondervinden. Toch ondervinden gevangen spreeuwen dusdanig veel stress dat 10% hierdoor overlijdt.

Vraag 8) Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat dit zeer onwenselijk is? Zo ja, bent u bereid om de ontheffing voor het gebruik van de vangkooien in te trekken doordat bij deze dieren in strijd met de Wet dieren pijn of letsel veroorzaakt wordt dan wel de gezondheid of het welzijn benadeeld wordt? Zo nee, waarom niet?

Vraag 9) Vervolgens moet er voldoende voedsel, water, beschutting en bewegingsruimte zijn voor gevangen spreeuwen. Dit is conform het Besluit natuurbescherming. Dit verklaart tevens de eisen van de Wet dieren van overeenkomstige toepassing, en deze staan niet in de ontheffing vermeld. Hoe kan het college dit ontbreken verklaren? Hoe borgt het college dat deze vereisten gehonoreerd worden door ontheffinghouder? Gaat het college deze voorwaarden betreffende de Wet dieren alsnog opnemen in de ontheffingen?

Vraag 10) De gevangen dieren moeten minstens 1 maal per week vrijgelaten worden. Toch sterven gevangen spreeuwen door extreme weersomstandigheden in de vangkooien. Vindt het college het minimaal 1x per week loslaten voldoende om te borgen dat gevangen spreeuwen niet overleden door extreem weer? Hoe verhoudt dit zich tot de eisen gesteld in de wettelijke dierenwelzijnseisen?

Voor het lokken van spreeuwen naar de vangkooien mag gebruikt gemaakt worden van lokvogels. De ontheffing geeft toestemming om spreeuwen te gebruiken die uit spreeuwennestkasten zijn gehaald.

Vraag 11) Het Besluit natuurbescherming staat het gebruik van lokvogels enkel toe als deze daartoe gefokt zijn. Dat lokvogels gefokt moeten zijn, staat vermeld in de besluitbrief maar niet in de ontheffing zelf. Deze geeft toestemming om lokvogels te gebruiken die afkomstig zijn uit nestkasten afkomstig van wilde dieren in de natuur. Deze zijn dus niet door de mens gefokt. Hoe verhoudt het gebruik van vrijgeboren wilde dieren zich tot de gestelde wettelijke eisen aan lokvogels? Gaat het college het gebruik van deze lokvogels daarom staken?

Graag beantwoording van deze vragen binnen de geldende termijn.

Met vriendelijke groet,

Pascale Plusquin

Partij voor de Dieren

Indiendatum: 14 apr. 2021
Antwoorddatum: 14 jun. 2021

Geacht college,

Door de provincie Limburg zijn vergunningen verleend om spreeuwen te bejagen. Zo mogen deze zangvogels met hagelgeweren, jachtvogels en honden bejaagd worden. Ook mogen spreeuwen gevangen worden met vangkooien, waarbij eerder weggevangen spreeuwen gebruikt mogen worden als lokvogel. Deze praktijken leiden tot veel ophef, en dat met het Roermondse dassendrama nog vers in het geheugen. Voorgaande leidt bij de Partij voor de Dieren-fractie tot de volgende vragen.

Sovon beschouwt de staat van instandhouding van de spreeuwen als matig ongunstig. Door veranderd landgebruik neemt het aantal spreeuwen al jarenlang sterk af, zo ook in Limburg. Hierdoor is het natuurlijke verspreidingsgebied van de soort kleiner geworden. Dit is in strijd met de Wet natuurbescherming.

Vraag 1) Toch zou volgens het Limburgse Faunabeheerplan de gunstige staat van instandhouding van de spreeuwen niet in het geding komen. Hoe kan het college dit verklaren, terwijl het verspreidingsgebied van de spreeuw en dus de gunstige staat van instandhouding in Limburg afneemt? Wat gaat het college doen om aan zijn verplichting te voldoen om voor de spreeuw een gunstige staat van instandhouding te realiseren? Is een ander landbouwbeleid een mogelijkheid om tot een gunstige staat van instandhouding van de spreeuw te komen?

Zie antwoord vraag 2.

Vraag 2) Het aantal spreeuwen in Limburg is de laatste 20 jaar sterk afgenomen. Daarmee is het natuurlijke verspreidingsgebied van de spreeuw geslonken. De verleende ontheffingen zullen geen positief effect hebben op de soort. Vindt het college dat de verleende ontheffingen in overeenstemming zijn met de verleningsvoorwaarde om de gunstige staat van instandhouding te garanderen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en wat is het gevolg daarvan?

De staat van instandhouding van de spreeuw als broedvogel in Nederland is matig ongunstig, in de periode 1990-2019 is er landelijk een significante afname te zien van <5% per jaar.
De oorzaak van deze afname is onder andere gelegen in de sterk veranderde landbouw en de daarbij behorende intensivering van het grondgebruik en de verdere verstedelijking. Een transitie naar kringlooplandbouw kan de spreeuwen helpen. Op 18 februari 2021 is door ons college de nota “Koers naar de toekomst, Provinciaal beleidskader voor de Limburgse landbouw en agrifoodsector” vastgesteld waarin we aangeven hoe we kringlooplandbouw willen gaan stimuleren.

Ook liggen er kansen bij het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), waarin de nationale overheden een prominentere rol zijn toebedeeld, voor het nemen van milieu- en natuurvriendelijke landbouwmaatregelen. Dit wordt geregeld in het National Strategisch Plan (NSP). De provincie Limburg is betrokken bij de opstelling van dit plan en zet zich in om de boerenlandvogels meer perspectief te bieden. Ook door aankoop en inrichting van nieuwe natuur zorgt de provincie plaatselijk voor verbetering van foerageergebieden.

Gemiddeld zijn er sinds 2015 door de inzet van het geweer of jachtvogel op basis van ontheffing 386 spreeuwen per jaar gedood, met een afnemende trend. Inclusief de spreeuwen welke dood zijn gegaan na vangen is dit een gemiddelde van 488 spreeuwen per jaar. Dit is een fractie van het aantal jonge spreeuwen dat jaarlijks in Limburg het nest verlaat. De huidige populatie in Limburg wordt geschat op 14.500 broedparen. Elk paar produceert gemiddeld vijf jongen (verdeeld over twee broedsels). Dat betekent dat er in Limburg gemiddeld elk jaar 72.500 jonge spreeuwen uitvliegen. Hiervan worden er jaarlijks gemiddeld 488 met de inzet van de ontheffingen gedood, zijnde 0,67% van het totaal aantal nieuwe aanwas spreeuwen.

Op 25 mei 2021 heeft het college van GS besloten om beide ontheffingen (2021-25 (doden met geweer ter ondersteuning van verjaging) en 2021-26 (uit de natuur onttrekken van nestjonge spreeuwen, om deze als lokvogel in te zetten)) in te trekken. Naar aanleiding van ingediende bezwaren is het college van mening dat de verleende ontheffing (2021-26) in strijd is met bepalingen uit de Wet natuurbescherming. Ook de ontheffing voor het doden met geweer is ingetrokken omdat het alternatief hiervoor (namelijk het vangen en verplaatsen van spreeuwen door middel van de vangkooi) met het intrekken van het besluit niet meer beschikbaar is. Hierdoor is te verwachten dat er een sterke stijging van het afschot van spreeuwen zal plaatsvinden bij de bestrijding van schade in de teelt van blauwe bessen, waarmee mogelijk een negatief effect op de staat van instandhouding van de populatie spreeuwen ontstaat. Wij hebben daarom besloten om ook de ontheffing die het doden van spreeuwen met een geweer toestaat in te trekken. Gezien de nieuwe situatie die hierdoor ontstaat zullen we op korte termijn in gesprek gaan met alle belanghebbenden om te komen tot een voor alle partijen bevredigende oplossing.

Vraag 3) Sinds 2008 wordt schade aan klein fruit door spreeuwen niet meer vergoed. Wil het college zich bij BIJ12/Faunazaken inzetten om schade weer vergoed te krijgen?

De regels omtrent het aanvragen en verlenen van een tegemoetkoming in faunaschade zijn door het college van GS vastgelegd in de Beleidsneutrale beleidsregels tegemoetkoming faunaschade. Sinds 2018 is het in Limburg niet meer mogelijk een tegemoetkoming te ontvangen voor schade door vogels aan bessen- en kleinfruitteelt, kersen, druiven/wijnbouw. Er is op dit moment geen aanleiding om dit beleid te herzien.

Vraag 4) De huidige ontheffingen zijn verleend ten behoeve van de landbouw, terwijl juist veranderd landgebruik grondslag vormt voor de afname van de spreeuw. Wordt deze jacht inderdaad ingezet vanwege belangen van de landbouw? Zo ja, wordt de jacht dan eventueel betaald uit de landbouwbudgetten, en is het college bereid dat te doen? Zo nee, waarom niet?

De twee nieuwe verleende (en inmiddels ingetrokken (zie antwoorden vraag 1 en 2)) ontheffingen zijn verleend op basis van het Faunabeheerplan 2020-2026 inzake de spreeuw, met het oog op het voorkomen van schade aan landbouwgewassen. Het wegvangen en verplaatsen van spreeuwen is door de provincie ondersteund, met het oog op het ontwikkelen van alternatieven voor afschot van spreeuwen. Dit is betaald uit het budget voor faunaschade aan landbouwgewassen en vee. Het afschot van spreeuwen wordt uitgevoerd door jachtaktehouders die hiervoor niet worden betaald.

Vraag 5) Preventieve middelen zoals beschermnetten voor het fruit zijn bewezen effectief. Wordt er gebruik gemaakt van netten om fruittelers tegen spreeuwenschade te beschermen? Zo ja, stelt de provincie deze ter beschikking of betaalt zij hieraan mee? Zo nee, wil de provincie hier financiële middelen voor uittrekken?

Telers maken een eigen afweging of de kosten van het plaatsen van netten is in te passen in de bedrijfsvoering, mede met het oog op het schaderisico. Een aantal kleine telers maakt gebruik van netten. Grotere telers maken steeds meer gebruik van oogstplukmachines die ruim twee meter hoog zijn en de inzet van netten extra kostbaar en moeilijk haalbaar maakt. De provincie heeft niet meebetaald aan de inzet van netten. In de periode 2019-2020 heeft een provinciale subsidieregeling open gestaan (Subsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied, paragraaf 2.5) ter ondersteuning van de inzet van preventieve maatregelen. Van deze subsidiemogelijkheid is door de telers geen gebruik gemaakt.

Vraag 6) De invliegopening van de vangkooien mag slechts 60 mm zijn, zodat roofvogels niet de vangkooi in kunnen. Daarmee is het echter niet uitgesloten dat andere dier- en/of vogelsoorten gevangen worden in de vangkooien. Vindt het college dat deze mogelijke ‘bijvangst’ leidt tot oneigenlijk gebruik van de vangkooien in kwestie? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7) Is het college het met de Partij voor de Dieren-fractie eens dat deze ‘bijvangst’ mogelijk strijd oplevert met art. 3.20 Wet natuurbescherming? Zo ja, is dit een reden voor het college om het gebruik van vangkooien te staken? Zo nee, waarom niet?

Artikel 3.20 Wet natuurbescherming gaat over jacht door jachthouders. Bij het vangen en verplaatsen van spreeuwen gaat het echter niet om jacht maar om schadebestrijding die in de praktijk wordt uitgevoerd door de bessentelers en een dierschadebedrijf. Dit artikel is dan ook niet van toepassing.

Het kwam slechts sporadisch voor dat andere vogelsoorten werden gevangen (minder dan 3 vogels per jaar). Het betrof dan met name de sperwer en andere bes-etende soorten zoals de merel. In de ontheffingsvoorwaarden van de ingetrokken ontheffing was een dagelijkse controleplicht van de vangkooi opgenomen. Eventuele bijvangsten dienden onmiddellijk in vrijheid worden gesteld. Naast het bevoegd gezag voor het verlenen van ontheffingen voor faunabeheer is ons college tevens het bevoegd gezag om met bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhavingsmiddelen toe te zien op de naleving van de door ons verleende ontheffingen en/of opdrachten in het kader van faunabeheer. Oneigenlijk gebruik van de vangkooien is in strijd met de door ons afgegeven toestemming.

Er wordt op gewezen dat de ontheffingen voor het doden en verplaatsen van spreeuwen inmiddels zijn ingetrokken (zie de antwoorden op vraag 1 en 2).

Vraag 8) Volgens de vangkooiontheffing dienen gevangen spreeuwen minimale stress te ondervinden. Toch ondervinden gevangen spreeuwen dusdanig veel stress dat 10% hierdoor overlijdt. Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat dit zeer onwenselijk is? Zo ja, bent u bereid om de ontheffing voor het gebruik van de vangkooien in te trekken doordat bij deze dieren in strijd met de Wet dieren pijn of letsel veroorzaakt wordt dan wel de gezondheid of het welzijn benadeeld wordt? Zo nee, waarom niet?

Zie antwoord vraag 10.

Vraag 9) Vervolgens moet er voldoende voedsel, water, beschutting en bewegingsruimte zijn voor gevangen spreeuwen. Dit is conform het Besluit natuurbescherming. Dit verklaart tevens de eisen van de Wet dieren van overeenkomstige toepassing, en deze staan niet in de ontheffing vermeld. Hoe kan het college dit ontbreken verklaren? Hoe borgt het college dat deze vereisten gehonoreerd worden door ontheffinghouder? Gaat het college deze voorwaarden betreffende de Wet dieren alsnog opnemen in de ontheffingen?

Zie antwoord vraag 10.

Vraag 10) De gevangen dieren moeten minstens 1 maal per week vrijgelaten worden. Toch sterven gevangen spreeuwen door extreme weersomstandigheden in de vangkooien. Vindt het college het minimaal 1x per week loslaten voldoende om te borgen dat gevangen spreeuwen niet overleden door extreem weer? Hoe verhoudt dit zich tot de eisen gesteld in de wettelijke dierenwelzijnseisen?

Op grond van het bepaalde in de Wet dieren is het verboden om bij een dier pijn of letsel te veroorzaken of de gezondheid of het welzijn van niet-gehouden dieren te benadelen. Het toezicht en de handhaving

van de Wet dieren ligt bij de NVWA, de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en de politie. Het is onwenselijk dat er spreeuwen door stress of extreme weersomstandigheden in een vangkooi sterven. In de voorschriften van de ontheffing waren dan ook voorwaarden opgenomen om stress door het vangen en verplaatsen van spreeuwen zoveel mogelijk te voorkomen.

Het was echter onmogelijk om te voorkomen dat er enige sterfte optrad. In onze afweging is betrokken dat met deze methode er uiteindelijk aanzienlijk minder dieren dood gaan dan bij verjaging met afschot.

Vraag 11) Voor het lokken van spreeuwen naar de vangkooien mag gebruikt gemaakt worden van lokvogels. De ontheffing geeft toestemming om spreeuwen te gebruiken die uit spreeuwennestkasten zijn gehaald. Het Besluit natuurbescherming staat het gebruik van lokvogels enkel toe als deze daartoe gefokt zijn. Dat lokvogels gefokt moeten zijn, staat vermeld in de besluitbrief maar niet in de ontheffing zelf. Deze geeft toestemming om lokvogels te gebruiken die afkomstig zijn uit nestkasten afkomstig van wilde dieren in de natuur. Deze zijn dus niet door de mens gefokt. Hoe verhoudt het gebruik van vrijgeboren wilde dieren zich tot de gestelde wettelijke eisen aan lokvogels? Gaat het college het gebruik van deze lokvogels daarom staken?

Uit een juridische analyse is naar voren gekomen dat dit strijdig is met de bepalingen in het Besluit natuurbescherming. Hierin zijn lokvogels aangemerkt als in te zetten methode voor het vangen van vogels, maar wordt de inzet van levende lokvogels beperkt tot gefokte lokvogels. Door middel van de door ons college aan de Faunabeheereenheid Limburg verleende ontheffing werd toegestaan om jonge spreeuwen te onttrekken uit voor dit doel in de natuur opgehangen nestkasten, om deze spreeuwen vervolgens, na opfokken, in te zetten als lokvogel. Gelet hierop, is besloten om deze ontheffing in te trekken. Van belang is dat de methode die met deze ontheffing werd toegestaan is voortgekomen uit een project waarin de afgelopen jaren met de telers van blauwe bessen is gezocht naar methoden om schade aan het gewas te voorkomen op een zo diervriendelijk mogelijke manier. Gebleken is dat het afschot van spreeuwen met het geweer gedurende deze periode sterk is afgenomen, omdat door het verplaatsen van middels vangkooi gevangen groepen spreeuwen kon worden voorkomen dat er zich zwermen spreeuwen boven de percelen vormden die nieuwe groepen spreeuwen aantrokken.

Gedeputeerde Staten van Limburg

voorzitter

secretaris

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen Plusquin Over ambtelijke kosten Maastricht Aachen Airport en kosten ontheffing dassen bij ‘t Ham

Lees verder

Schriftelijke vragen Plusquin Verrijking en bevoordeling oud-gedeputeerde bij uitbreiding VDL Nedcar

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer