Schrif­te­lijke vragen Plusquin Massale inzet op mest­ver­werking in Limburg


Indiendatum: 4 dec. 2020

Geacht college,

In de media vernemen we dat er veel onrust is ontstaan over mestverwerking in Limburg. Ook gaat de bouw van de gigamestfabriek op Chemelot niet door. Dat leidt tot de volgende vragen:

Vraag 1) Kan het college uiteenzetten hoeveel middelen er al in de Zitta Biogascentrale zijn gestoken? Provinciale middelen, o.a. de kosten van de vergunningverlening, maar ook Rijks/SDE+-subsidies. We willen graag een compleet overzicht.

Vraag 2) Volgens experts was er bij de Zitta Biogascentrale sprake van een experimentele, niet bewezen techniek. Hoe kan het dan dat de provincie hiervoor vergunning heeft verleend? In welk BBT-document is de aangevraagde techniek als vergunbaar opgenomen?

Vraag 3) Naar nu blijkt heeft de Deense aanvrager de benodigde mest(leverings-)contracten met boeren niet rond kunnen krijgen. Hoeveel gecontracteerde toelevering is er bij de aanvraag vermeld, of had de provincie daarover geen enkele indicatie? Zo niet, hoe kan het dat de aanvraag in behandeling is genomen? Is er een verband met de bouw van een nog grotere mestverwerker op industrieterrein Zevenellen?

Vraag 4) De mestverwerker in Zevenellen is oorspronkelijk een initiatief van 6 varkensboeren en zou alleen mest verwerken dat vanuit een straal van 35 kilometer komt. Is deze informatie nog accuraat?

Vraag 5) Op welke manier wordt de verwerking van alleen lokale mest vastgelegd in vergunningsvoorwaarden? Zo niet, hoe wordt dit geborgd in bindende afspraken? Kan het college aangeven of er een overschot aan mest is in Limburg , of een overschot in mestverwerkingscapaciteit? Kan het college in kaart brengen hoeveel mest er wordt geproduceerd per diersoort, met name varkensmest in tonnen en wat de totale mestverwerkingscapaciteit is voor varkensmest in Limburg?

Vraag 6) Welke effecten verwacht het college van de warme sanering van de varkenshouderij op de mestproductie?

Vraag 7) In het geval dat er sprake is van een overcapaciteit van (vergunde) mestverwerking in Limburg waar komt de mest dan vandaan om de mestverwerkingsfabrieken te laten draaien? En deelt het college de mening van de PvdD dat Limburg niet het afvoerputje van Brabantse boeren hoeft te zijn?

Vraag 8) Als de transport en afzet en alle relevante factoren wordt meegewogen hoeveel energie levert de mestverwerker in Zevenellen dan netto op?

‘Mest is het zwarte goud’, kopte de Limburger. Mestverwerking gaat inderdaad gepaard met hoge SDE+-subsidies.

Vraag 9) Hoeveel geld heeft de provincie in Zevenellen gestoken? Hoeveel SDE+-subsidie gaat er naar de mestverwerker in Zevenellen? Wat is het (totale) subsidiebedrag per bespaarde ton broeikasgas, volgens de gemaakte berekeningen?

Vraag 10) De dorpsraad van Buggenum, maar ook de gemeente Roermond maken zich zorgen over geurhinder en gezondheidsrisico’s. Zijn de berekeningen van de geurproductie gebaseerd op de werkelijke ervaringen met de aangevraagde techniek elders? Zo niet, op welke gegevens dan, en wie levert die gegevens?

Eveneens in de Limburger: “De Bio Transitie Centrale (BTC) wordt de grootste mestverwerker in Nederland. Met op termijn een capaciteit van een miljoen ton varkensmest, de helft van de totale productie in Limburg.”

WUR gaat een onderzoek doen naar de gezondheidsrisico’s van dierlijke mest. Deze risico's houden voornamelijk verband met ‘contaminanten’ die in mest aanwezig kunnen zijn: pathogene bacteriën en virussen resistente bacteriën/resistentiegenen, restanten van diergeneesmiddelen (waaronder antibiotica) Het project zal zich ook richten op “de mestverwerking, overige overbrengingsroutes en de effecten op het ecosysteem en de volksgezondheid”

Vraag 11) Welke garanties zijn er voor de omgeving dat de emissies van ziekteverwekkers geen gezondheidsrisico’s opleveren?

Vraag 12) Zijn er concrete normen voor emissies van ziekteverwekkers bij mestverwerking? Zo niet, heeft de GGD hierover bij deze vergunning een rapportage uitgebracht? Zo nee, waarom niet?

Vraag 13) Kan het college uiteenzetten waarom er zo wordt ingezet op mestverwerking, terwijl de risico’s voor volksgezondheid en ecosystemen nog onderzocht worden??

We zien uit naar beantwoording van de vragen binnen de geldende termijn.

Met vriendelijke groet,

Pascale Plusquin

Partij voor de Dieren

Indiendatum: 4 dec. 2020
Antwoorddatum: 5 feb. 2021

Vraag 1) Kan het College uiteenzetten hoeveel middelen er al in de Zitta Biogascentrale zijn gestoken? Provinciale middelen, o.a. de kosten van de vergunningverlening, maar ook Rijks / SDE+ subsidies. We willen graag een compleet overzicht.

De provincie heeft geen subsidie verstrekt aan Zitta Biogascentrale. Door het Rijk is een meerjarige exploitatiesubsidie (via het instrument SDE+) toegekend van ca. 165 mln. aan Zitta Biogascentrale. Als het project niet doorgaat vervalt deze subsidie. De kosten voor vergunningverlening (door de provincie) vallen binnen het reguliere budget voor de RUD’s voor de uitvoering van de provinciale VTH-taken. Aanvullende vergoedingen voor bovennormale tijdsinzet voor de vergunningverlening is niet aan de orde geweest.

Vraag 2) Volgens experts was er bij de Zitta Biogascentrale sprake van een experimentele, niet bewezen techniek. Hoe kan het dan dat de provincie hiervoor vergunning heeft verleend? In welk BBT-document is de aangevraagde techniek als vergunbaar opgenomen?

De vergunde mestbe- en verwerkingsinstallatie van Zitta, bestaat uit een combinatie van procesinstallaties die zijn getoetst aan relevante kaders, hier met name de BREF afvalbehandeling. De BREF (BBT-referentiedocument) is zodanig opgebouwd dat er voor de verschillende milieuaspecten BBT’s worden opgesomd en beschreven. Alle procesonderdelen van de installatie van Zitta voldoen aan BBT. Deze BBT’s zijn overigens niet prescriptief en niet limitatief. Er mogen andere technieken worden gebruikt die ten minste een gelijkwaardig milieubeschermingsniveau garanderen.

Vraag 3) Naar nu blijkt heeft de Deense aanvrager de benodigde mest(leverings-)contracten met boeren niet rond kunnen krijgen. Hoeveel gecontracteerde toelevering is er bij de aanvraag vermeld, of had de provincie daarover geen enkele indicatie? Zo niet, hoe kan het dat de aanvraag in behandeling is genomen? Is er een verband met de bouw van een nog grotere mestverwerker op industrieterrein Zevenellen?

Voor de vergunningaanvraag voor de oprichting van een mestbe- en verwerkingsinstallatie op Chemelot is het op grond van de indieningvereisten, zoals opgenomen in Regeling omgevingsrecht (Mor), niet noodzakelijk om inzicht te geven in de mestaanvoer(contracten).
De beoordeling van de vergunningaanvraag is gericht op de gevolgen voor het milieu die als gevolg van het in werking zijn van de inrichting ontstaan. De relevante milieuaspecten (o.a. luchtemissies, geluidbelasting, veiligheid, bodem, energie, afvalwater, afvalstoffen en BBT) worden beoordeeld en getoetst aan de wet- en regelgeving. Er is geen verband tussen het niet doorgaan van de bouw van de mestfabriek op Chemelot en de mestverwerkingsinitiatieven op Zevenellen.

Vraag 4) De mestverwerker in Zevenellen is oorspronkelijk een initiatief van 6 varkensboeren en zou alleen mest verwerken dat vanuit een straal van 35 kilometer komt. Is deze informatie nog accuraat?

Op dit moment lopen op industrieterrein Zevenellen een tweetal initiatieven voor de realisatie van een mestbe- en verwerkingsinstallatie.

Voor het initiatief van zeven veehouders (Coöperatie 7LL U.A.) hebben Gedeputeerde Staten van Limburg op 7 november 2019 (zaaknummer 2018-204620) een fase 1 omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van een mestbe- en verwerkingsinstallatie Tegen deze verleende omgevingsvergunning loopt op dit moment beroep bij de rechtbank Limburg. Een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is door de voorzieningenrechter afgewezen. Deze verleende omgevingsvergunning heeft betrekking op de be- en verwerking van maximaal 100.000 ton/jaar aan varkensdrijfmest tot 20.000 ton/jaar aan vaste fractie en 80.000 ton/jaar loosbaar effluent. Deze varkensdrijfmest is afkomstig van zeven veehouders uit de omgeving van industrieterrein Zevenellen.

Tegelijkertijd loopt er het initiatief van World Biobased Center Zevenellen B.V. Dit betreft de oprichting van een BioTransitieCentrale (BTC Zevenellen) voor de be- en verwerking van 985.500 ton/jaar dierlijke mest, 85.000 ton/jaar aan zuiveringsslib, 36.500 ton/jaar vaste mest en 5.500 ton/jaar cosubstraten.

Voor de voorgenomen oprichting is op 10 januari 2019 een schriftelijke mededeling m.e.r.-beoordeling ingediend om te beoordelen of al dan niet een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. De m.e.r.- beoordeling in overleg met de initiatiefnemer opgeschort vanwege de samenhang met de stikstofproblematiek en het verkrijgen van stikstofrechten op basis van de Beleidsregels intern en extern salderen van de provincie Limburg. Uit de verstrekte informatie blijkt niet of de mest afkomstig is uit een straal van 35 km van de voorgenomen inrichting.

Vraag 5) Op welke manier wordt de verwerking van alleen lokale mest vastgelegd in vergunningsvoorwaarden? Zo niet, hoe wordt dit geborgd in bindende afspraken? Kan het college aangeven of er een overschot aan mest is in Limburg , of een overschot in mestverwerkingscapaciteit? Kan het college in kaart brengen hoeveel mest er wordt geproduceerd per diersoort, met name varkensmest in tonnen en wat de totale mestverwerkingscapaciteit is voor varkensmest in Limburg?

De herkomst van aangevoerde mest is geen beoordelingsaspect voor de beoordeling van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Op basis van artikel 5.13 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) mogen geen voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden, die het naar of uit de provincie brengen van afvalstoffen beperken of uitsluiten. Het inperken van de afstand van de aangevoerde mest hoort, indien dit vanuit het bevoegd gezag wenselijk is en ruimtelijk relevant, thuis in een bestemmingsplan. Verder is van belang dat in Midden-Limburg, op grond van Bestuursafspraken in de regionale uitwerking POL2014, is vastgelegd dat nieuwe initiatieven voor grootschalige mestverwerking moeten plaatsvinden op industrieterrein Zevenellen.

Uit CBS gegevens (jaar 2019) blijkt dat in Limburg ruim 4 mln. ton/jaar mest wordt geproduceerd (waarvan 50% door de rundveehouderij, 40% door de varkenshouderij, 5% door de pluimveehouderij en de overige 5% afkomstig is van andere diersoorten (paarden, geiten, nertsen e.d.)).
Overeenkomstig de Mestwetgeving kan een deel van de mest worden gebruikt voor bemesting van grond. Medio vorig jaar hebben we de Staten bericht dat op provinciaal niveau het overschot (verschil tussen productie en plaatsingsruimte op het land) in Limburg 59% van de productie omvat.
Dat betekent dat in Limburg behoefte is aan ca. 2,5 mln. ton/jaar mestverwerkingscapaciteit. Op dit moment is een verwerkingscapaciteit van bijna 0,8 mln. ton/jaar operationeel en (afgerond) 1 mln. ton/jaar vergund maar nog niet operationeel. Hierdoor is er een behoefte aan aanvullende verwerkingscapaciteit voor ruim 0,7 mln. ton/mest per jaar. Overigens is van belang dat Minister Schouten (LNV) in september 2020 de Tweede Kamer heeft geïnformeerd over de contouren van het nieuwe mestbeleid wat mogelijk effect zal hebben voor de verwerkingsopgave.

Vraag 6) Welke effecten verwacht het College van de warme sanering van de varkenshouderij op de mestproductie?

Door de sanering varkenshouderij daalt het aantal bedrijven. Omdat de regeling nog in uitvoering is, zijn nog geen exacte cijfers te geven. Tijdens bestuurlijk overleg met de Minister van Landbouw (begin februari jl.) heeft deze toegezegd dat LNV ons in het tweede kwartaal van dit jaar nader zal informeren over de exacte deelname aan de saneringsregeling. Op basis hiervan zullen wij u, in overeenstemming met de toezegging in de Statencommissie RLN van 15 januari jl., nader informeren.

Vraag 7) In het geval dat er sprake is van een overcapaciteit van (vergunde) mestverwerking in Limburg waar komt de mest dan vandaan om de mestverwerkingsfabrieken te laten draaien? En deelt het College de mening van de PvdD dat Limburg niet het afvoerputje van Brabantse boeren hoeft te zijn?

In Limburg is nog geen sprake van een overcapaciteit van (vergunde) mestverwerking zoals in antwoord 5 al is beschreven.

Vraag 8) Als de transport en afzet en alle relevante factoren wordt meegewogen hoeveel energie levert de mestverwerker in Zevenellen dan netto op?

Binnen de vergunde en voorgenomen inrichting van de Coöperatie 7LL (van de zeven veehouders uit de omgeving) is géén sprake van procesinstallaties waarmee warmte of elektriciteit wordt opgewekt.
Uit de, door World Biobased Center Zevenellen B.V, ingediende stukken voor de m.e.r.-beoordeling blijkt niet hoeveel (netto) energie de op te richten BTC Zevenellen oplevert. De daarop gevraagde aanvullende gegevens over o.a. de ontbrekende gegevens van eindproducten (waaronder ‘groen gas’ (biogas) en de cijfers over de energiehuishouding) zijn nog niet ontvangen. In antwoord 4 is aangegeven dat de m.e.r.- beoordeling is opgeschort.

‘Mest is het zwarte goud’, kopte de Limburger (voetnoot 2). Mestverwerking gaat inderdaad gepaard met hoge SDE+ subsidies.

Vraag 9) Hoeveel geld heeft de provincie in Zevenellen gestoken? Hoeveel SDE+ subsidie gaat er naar de mestverwerker in Zevenellen? Wat is het (totale) subsidiebedrag per bespaarde ton broeikasgas, volgens de gemaakte berekeningen?

De provincie heeft geen geld vertrekt voor de realisatie van Zevenellen. Wel is een bijdrage verleend (€ 50.000,-) voor de uitwerking van de businesscase voor BTC Zevenellen. Wij hebben geen gegevens van RvO ontvangen over SDE+ subsidie.

Vraag 10) De dorpsraad van Buggenum, maar ook de gemeente Roermond maken zich zorgen over geurhinder en gezondheidsrisico’s. Zijn de berekeningen van de geurproductie gebaseerd op de werkelijke ervaringen met de aangevraagde techniek elders? Zo niet, op welke gegevens dan, en wie levert die gegevens?

De ingediende schriftelijke mededeling m.e.r.-beoordeling voor de op richting BTC Zevenellen bevat een geuronderzoek (opgesteld door adviesbureau Bilfinger Tebodin Netherlands B.V.). Dit geuronderzoek hanteert geuremissiekentallen, gebaseerd op metingen aan vergelijkbare procesinstallaties en waar nodig aannames (omdat sprake is van een oprichtingssituatie).

Eveneens in de Limburger: “De Bio Transitie Centrale (BTC) wordt de grootste mestverwerker in Nederland. Met op termijn een capaciteit van een mln. ton varkensmest, de helft van de totale productie in Limburg.”

WUR gaat een onderzoek doen naar de gezondheidsrisico’s van dierlijke mest6. Deze risico's houden voornamelijk verband met ‘contaminanten’ die in mest aanwezig kunnen zijn: pathogene bacteriën en virussen resistente bacteriën/resistentiegenen, restanten van diergeneesmiddelen (waaronder antibiotica) Het project zal zich ook richten op “de mestverwerking, overige overbrengingsroutes en de effecten op het ecosysteem en de volksgezondheid”

Vraag 11) Welke garanties zijn er voor de omgeving dat de emissies van ziekteverwekkers geen gezondheidsrisico’s opleveren?

In de schriftelijke mededeling m.e.r.-beoordeling voor de oprichting van BTC Zevenellen is aandacht besteed aan het aspect volksgezondheid. In het nog vast te stellen Besluit m.e.r.-beoordeling en de in te dienen aanvraag voor een omgevingsvergunning (en besluitvorming daarover) komt het aspect volksgezondheid aan de orde en worden zonodig voorschriften ter bescherming van de gezondheid opgenomen.

Vraag 12) Zijn er concrete normen voor emissies van ziekteverwekkers bij mestverwerking? Zo niet, heeft de GGD hierover bij deze vergunning een rapportage uitgebracht? Zo nee, waarom niet?

Zie antwoord vraag 13.

Vraag 13) Kan het college uiteenzetten waarom er zo wordt ingezet op mestverwerking, terwijl de risico’s voor volksgezondheid en ecosystemen nog onderzocht worden?

Er zijn geen concrete normen voor emissies van ziekteverwekkers bij mestverwerkers. Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 4, is voor het voorgenomen initiatief BTC Zevenellen nog geen aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Wel is een schriftelijke mededeling m.e.r.-beoordeling ingediend waarop door ons college nog een besluit moet worden genomen. Hiervoor is geen advies gevraagd aan de GGD omdat beschikbare literatuur en onderzoeksrapporten over mestbe- en verwerkinginstallaties voldoende inzicht geven over de risico’s voor de volksgezondheid.

Gedeputeerde staten van Limburg

voorzitter

secretaris