Schrif­te­lijke vragen over Uitsluiting plant­aardige producten in POP3 subsidies


Indiendatum: feb. 2020

Geacht college,

Gebleken is dat in de nu nog geldende Subsidieverordening Plattelandsontwikkeling 2014-2020 (POP3) bepaalde plantaardige producten worden uitgesloten. De Partij voor de Dieren wil weten wat de achtergrond hiervan is, of het College bereid is bij de vernieuwing van de verordening deze discriminatie te beëindigen, en of het College bereid is de transitie naar meer plantaardige producten (“eiwit transitie”) via POP3 subsidies te bevorderen.

Vraag 1) Klopt het dat POP3 subsidies in het kader van het GLB bedoeld zijn om agrarische projecten te steunen die kansrijk zijn voor innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht, natuur en landschap, verbetering van waterkwaliteit en verbetering van leefbaarheid en economie?

Vraag 2) Zijn er bepaalde sectoren categorisch uitgesloten van de toekenning van POP3 subsidies, zelfs wanneer ze een bijdrage leveren aan genoemde doelstellingen?

Vraag 3) Hoe beoordeelt u in dat kader de uitsluiting in artikel 1.13 lid 1g van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 Provincie Limburg (POP3): “Subsidie wordt in ieder geval niet verstrekt voor kosten van vervaardiging van producten die melk of zuivelproducten imiteren of vervangen”?

Vraag 4) Kunt u aangeven vanuit welke motieven deze uitsluiting is opgenomen? Zijn over deze categorische uitsluiting in IPO-verband afspraken gemaakt?

Vraag 5) In het “Sonderend stuk Koers naar de toekomst: provinciaal beleidskader voor de Limburgse landbouw en agrifoodsector” wordt op verschillende plaatsen (7x) de “eiwittransitie” (vervanging van dierlijke door plantaardige producten) als een wenselijke, en te stimuleren ontwikkeling gekenschetst. Is GS bereid de eiwit transitie via de Verordening POP3 zoals die zal gelden vanaf 2021, te stimuleren, en in dat kader artikel 1.13 lid 1g te schrappen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6) Zo ja, bent u bereid aanvragers die te maken kregen (of in 2020 nog krijgen) met een aanwijzing op basis van artikel 1.13 lid 1g POP-3 Verordening alsnog tegemoet te komen, wanneer hun aanvraag verder aan alle criteria voldoet?

Vraag 7) Bent u bereid in overleg te treden met andere provinciebesturen om genoemde discriminerende uitsluiting te doen schrappen uit de toekenningsregels voor POP subsidies? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn, opdat voor het nieuwe POP3 vanaf 2012 e.e.a. geregeld is?

Bij voorbaat dank voor de tijdige beantwoording,

Pascale Plusquin

Partij voor de Dieren

Indiendatum: feb. 2020
Antwoorddatum: 17 mrt. 2020

Vraag 1) Klopt het dat POP3 subsidies in het kader van het GLB bedoeld zijn om agrarische projecten te steunen die kansrijk zijn voor innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht, natuur en landschap, verbetering van waterkwaliteit en verbetering van leefbaarheid en economie?

Ja, het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) richt zich op de volgende vijf onderwerpen: versterken van innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht, jonge landbouwers, natuur en landschap, verbetering van waterkwaliteit en LEADER (plaatselijke ontwikkeling van plattelandsgebieden).

Vraag 2) Zijn er bepaalde sectoren categorisch uitgesloten van de toekenning van POP3 subsidies, zelfs wanneer ze een bijdrage leveren aan genoemde doelstellingen?

Er zijn bepaalde kosten die niet-subsidiabel zijn, deze staan vermeld in Artikel 1.13 van Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 Provincie Limburg (POP3). Daarnaast zijn er weigeringsgronden voor POP3 subsidie, die staan vermeld in Artikel 1.8 van genoemde verordening. Het toepassingsbereik van de POP3 verordening is als volgt: subsidie op grond van deze regeling wordt verstrekt voor activiteiten in Nederland waarvan de resultaten aantoonbaar ten goede komen aan het platteland van Nederland of de agrarische sector.

Tot het platteland van Nederland behoort het gehele grondgebied van het in de Europese Unie gelegen deel van het Koninkrijk der Nederlanden met uitzondering van aaneengesloten woonkernen met meer dan 30.000 inwoners.

Vraag 3) Hoe beoordeelt u in dat kader de uitsluiting in artikel 1.13 lid 1g van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 Provincie Limburg (POP3): “Subsidie wordt in ieder geval niet verstrekt voor kosten van vervaardiging van producten die melk of zuivelproducten imiteren of vervangen”?

De Provinciale Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 Provincie Limburg (POP3) is landelijk opgesteld als een modelverordening voor alle provincies, welke door de provincies is omgezet naar de provinciale context. De bepalingen over subsidiabiliteit van kosten onder POP3 komen voort uit Europese wetgeving, waaraan Lidstaten moeten voldoen.

Deze modelregeling is in de jaren 2013 en 2014 opgesteld. Daarbij is rekening gehouden met de destijds geldende Europese staatssteunregels. De bewuste bepaling komt voort uit punt 43 van de ‘Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (PB EU 2006//C 319/01) https://eur-lex.europa.eu/legal- content/NL/TXT/?qid=1582814775698&uri=CELEX:52006XC1227(01)

Deze richtsnoeren zijn vervallen. In de nieuwe richtsnoeren (nr 2014/C 204/01) komt de bepaling niet meer voor.
Daarnaast is ook verordening (EU) 1308/2013, de verordening voor de gemeenschappelijke ordening van markten voor landbouwproducten (GMO) in dit verband relevant. Artikel 78 in combinatie met deel 3 van bijlage 7 regelt namelijk wanneer ‘melk’ melk is en wanneer een zuivelproduct een zuivelproduct is. Het gaat dan om de verkoopbenaming van producten.

De achtergrond van de regels over ‘melk’ en ‘zuivelproducten’ gaat terug tot de jaren 80 van de vorige eeuw. In 1984 zijn er productiequota voor koemelk ingesteld. Doel van de regels was tweeledig: de afzet van zuivelproducten bevorderen en de consument beschermen.
De overwegingen bij verordening (EEG) 1898/87 waren:

  • De marktsituatie voor melk en zuivelproducten wordt gekenmerkt door structurele overschotten; dat bijgevolg de afzet van deze producten dient te worden verbeterd door het verbruik ervan te bevorderen;

  • De regels scheppen niet-vervalste concurrentievoorwaarden tussen zuivelproducten en concurrerende producten op het gebied van benaming, etikettering en reclame;

  • Dat concurrerende producten een concurrentievoordeel genieten op het stuk van de kostprijs, aangezien zij dikwijls grotendeels worden bereid uit grondstoffen die met een vrijstelling van rechten zijn ingevoerd terwijl zuivelproducten een hogere kostprijs hebben ten gevolge van de noodzaak het inkomen van de landbouwproducent te beschermen.

Over de bepaling in verordening (EU) 1308/2013 is in Nederland geprocedeerd tot aan de Hoge Raad (Alpro tegen de NZO). https://uitspraken.rechtspraak...

Ook het Europees Hof van Justitie heeft (onder meer in het arrest TofuTown) geoordeeld over de bepaling. Uit de arresten volgt dat:

  • De benaming “kaas” niet gebruikt mag worden voor een product waarin melkvet is vervangen door plantaardig vet;

  • Het woord ‘melk’ (of ander zuivelproduct) mag wel gebruikt worden op de verpakking dan wel bij de presentatie van producten.

  • Een product met als benaming ‘Schep-yofu’ met op de verpakking ‘yoghurtvariatie’ is wel toegestaan

Vraag 4) Kunt u aangeven vanuit welke motieven deze uitsluiting is opgenomen? Zijn over deze categorische uitsluiting in IPO-verband afspraken gemaakt?

De Europese randvoorwaarden van plattelandsontwikkelingsprogramma’s zoals POP3 worden door Europa vastgesteld via een Europese Verordening. Op lidstaatniveau is er geen speelruimte om hiervan eenzijdig af te wijken; in IPO-verband is dit aspect niet ter sprake gekomen.

Vraag 5) In het “Sonderend stuk Koers naar de toekomst: provinciaal beleidskader voor de Limburgse landbouw en agrifoodsector” wordt op verschillende plaatsen (7x) de “eiwittransitie” (vervanging van dierlijke door plantaardige producten) als een wenselijke, en te stimuleren ontwikkeling gekenschetst. Is GS bereid de eiwit transitie via de Verordening POP3 zoals die zal gelden vanaf 2021, te stimuleren, en in dat kader artikel 1.13 lid 1g te schrappen? Zo nee, waarom niet?

Stimulering van de eiwittransitie zetten we voort conform het beleidskader “Koers naar de toekomst: provinciaal beleidskader voor de Limburgse landbouw en agrifoodsector”. Overigens attenderen wij u ook op de mededeling 2020/238 d.d. 8 januari 2020 waarin de voortgang en inzet met betrekking tot eiwittransitie is beschreven.
Op interprovinciaal niveau wordt onderzocht om artikel 1.13 lid 1g van de modelverordening POP3 met het oog op de transitie naar het nieuwe GLB (zie ook antwoord 7) te schrappen, mits dit mogelijk is vanwege Europees rechtelijke verplichtingen. Het is op dit moment niet mogelijk hier uitsluitsel over te geven.

Vraag 6) Zo ja, bent u bereid aanvragers die te maken kregen (of in 2020 nog krijgen) met een aanwijzing op basis van artikel 1.13 lid 1g POP-3 Verordening alsnog tegemoet te komen, wanneer hun aanvraag verder aan alle criteria voldoet?

Nee, zie ook de beantwoording op vraag 5.

Vraag 7) Bent u bereid in overleg te treden met andere provinciebesturen om genoemde discriminerende uitsluiting te doen schrappen uit de toekenningsregels voor POP subsidies? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn, opdat voor het nieuwe POP3 vanaf 2012 e.e.a. geregeld is?

Ja. Dit element wordt meegenomen bij de uitwerking van het Nationaal Strategisch Plan (NSP); hierin beschrijft de lidstaat hoe invulling wordt gegeven aan het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid voor de periode 2021-2027. Deze uitwerking vindt plaats in overleg met het ministerie van Landbouw, Voedselkwaliteit en Visserijbeheer en IPO. Verwacht wordt dat het nieuwe GLB vanaf 2023 in werking treedt.