LEO 28 november 2024 Wijziging Omgevingsverordening Limburg
Een bijdrage van Ina Boven
Voorzitter,
Limburgers hebben, na de ervaringen van de afgelopen jaren, recht op duidelijkheid over de bescherming tegen wateroverlast. Wat is hun huidige risico, wat is de norm en wanneer worden de maatregelen gerealiseerd om deze norm te halen.
En dat begint het allemaal bij de normering en de uitgangspunten daarbij. GS hanteert hierbij het uitgangspunt: dat maatregelen haalbaar en betaalbaar moeten zijn.
Hoe kan het dan dat voor bebouwde kernen langs beken en in droogdalen in beschermingsgebied Nationaal landschap Zuid Limburg een 1:25 norm van geldt en de glastuingebieden een norm van 1: 50.
Is het goedkoper om een glastuingebied te beschermen dan panden langs beken? Welke berekening zit daar achter?
Of is het eigenlijk een kwestie van een keuze maken en vinden we de bescherming van panden bij beken minder belangrijk dan het beschermen van de glastuingebieden.
Kunt u dan bovendien toelichten hoe het komt dat de woonkern aan ene oever van een beek een norm van 1: 100 heeft en de woonkern aan de andere kant, verder van de beek en bovendien hoger gelegen een norm kent van 1: 25.
En zou het dan zo kunnen zijn dat maatregelen worden genomen om de woonkern van 1:100 te beschermen die het daadwerkelijke risico voor de andere woonkern verlagen, omdat die nog boven de 1: 25 uitkomt?
En dan in de categorie woorden doen er toe, zeker in een verordening.
De overstromingskansen worden eerst in art. 3.1 lid 7 als inspanningsverplichtingen aangeduid en daarboven op ook nog eens , in art. 3.1 lid 8 als “inspanningsverplichtingen waaraan het waterschap uiterlijk in 2035 voldoet”.
Het hele begrip inspanningsverplichting, in relatie tot een kwantitatieve norm, is natuurlijk heel vaag en zegt alleen “we gaan ons best doen”. Maar dat is niet toetsbaar, wat is dan genoeg? Kan het college toezeggen dat je de inspanningsverplichting moet opvatten als een “rekening houden met” in de zin van de Omgevingswet. Oftewel: als je van de norm afwijkt moet je dat stevig onderbouwen, waarom je dat niet kan of wil. Graag een toezegging op dat punt, of een verduidelijking in de Toelichting in het definitieve Statenvoorstel.
En dan dat jaartal: pas in 2035. Kennelijk zitten we nu nog een heel stuk af van die gewenste overstromingskansen . Dat roept de vraag op: hoe hoog zijn die overstromingskansen nu? Op die informatie hebben bewoners recht, lijkt ons. En waarom kan daar pas op zijn vroegst in 2035, en dan nog misschien, worden voldaan? Gelderland heeft het over 2028. Is het fysiek onmogelijk, te kostbaar, waarom?. Wij vragen de gedeputeerde om te onderbouwen waarom pas in 2035 de normen gehaald gaan worden en welk overstromingskansen er tot 2035 zijn.
En dan, zo blijkt uit de toelichting, kan ook de toch al lage norm van , 1 op 25 nog naar beneden worden bijgesteld.. Wie bepaalt de afweging voor die bijstelling: het waterschap, GS of PS.
En Waarom geldt de inspanningsverplichting alleen voor het waterschap? In de toelichting staat dat de medewerking van gemeenten en de provincie nodig is. Is het dan niet logisch dat zij ook een inspanningsverplichting hebben?
Dan staat in de toelichting dat “we aannemen dat water pas over de begane grond naar binnen stroomt als het over de drempels stroomt. De drempels van panden liggen in het algemeen op 15 cm of meer boven staatniveau.”
Is het werkelijk zo dat je er van uit kan gaan dat in het merendeel van de panden 15 cm hoger ligtn dan straatniveau? Waar is dat op gebaseerd? En hoeveel huizen, aantallen of percentagegewijs, hebben dan het ongeluk dat hun drempel lager is?
Dit lijken details, maar het kan om honderden, misschien duizenden huizen gaan.
Over duidelijkheid gesproken: nergens ligt vast hoe die , voor bewoners toch wel heel cruciale, “overstromingskans” wordt berekend. Het lijkt ons dat die berekening gestandardiseerd is en niet tot willekeurige uitkomsten leidt.Moet je daar als College niet een beleidsregel over formuleren. Is de gedeputeerde bereideen voorstel voor die berekening uit te werken. Er is bijv. een landelijke “Handleiding Overstromingskansanalyse”.
Wat betreft zonnepanelen op daken. Wij zijn voorstander van terughoudendheid daarbij, omdat er voor duurzame en/of natuurvriendelijk landbouw meer grond nodig is en er genoeg verharding en daken aanwezig is om zonnepanelen te plaatsen... Alleen zoals het nu staat in art. 13.3 lid 2 kan je het lezen dat aan alle daarin vervatte uitzonderingsvoorwaarden moet voldoen. Is dat inderdaad de bedoeling? Is het “en en”’ of “of of”? Graag duidelijkheid hierover.
Tot slot de treurige geschiedenis van de anti-verdozing. Eerst was er : een 5 hectare maximum, voor kavels op bedrijventerreinen. Best veel, op zich, maar het was iets. Nu hebben we een uitzondering voor logistieke terreinen. Er was al een uitzondering, speciaal gecreëerd in het overgangsrecht (artikel 17 lid 4 in het voorstel) voor bestaande kavels. Waardoor in Belfeld een grote doos kan komen, tegen het verzet van bewoners in. En nu last but not least, een uitzondering in geval van “regionale meerwaarde”. Met een aantal vage criteria, waarmee je alle kanten op kunt. En dat terwijl er al uitzondering mogelijk is, via de algemene hardheidsclausule van artikel 1.6 van de Verordening. Voorzitter, wij zien geen effect meer in deze bepalingen, dat moge duidelijk zijn.
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Commissie LEO 28 november 2024 Agendapunt Grondwaterheffing
Lees verderLEO 29 november 2024 Agendapunt Provinciale Energiediensten Maatschappij
Lees verder