Inbreng Plusquin Omge­vings­visie


12 maart 2021

Voorzitter,

Allereerst onze waardering voor de uitgebreide en inhoudelijke beantwoording van onze vragen. Echt heel compleet, dank daarvoor.

Maar, beste gedeputeerde, u kent de Partij voor de Dieren, en onze duurzame ambities – dat wil nog niet zeggen dat wij tevreden zijn gesteld! En we zullen op een aantal punten zeker terugkomen bij de Omgevingsverordening – want dan heb je het over bindende regels, niet alleen een visie. En die regels moeten er op een aantal terreinen echt komen.

Om te beginnen gezondheid en intensieve veehouderij. U komt met technische bezwaren tegen een omgevingswaarde voor endotoxinen. Maar daarmee heeft u nog geen antwoord op het dringende probleem van bescherming van de volksgezondheid in de omgeving van veehouderijen. Andere provincies, ik noem N-Brabant, hebben daar wel kaders voor. Via de omgevingsverordening, en wij nodigen u uit om die bij de voorbereiding van de omgevingsverordening, die nu begint, te betrekken. Wij zullen er in ieder geval tegen die tijd op terugkomen.

Onbevredigend blijft dat ontwikkelingsgebieden Intensieve veehouderij nu weliswaar geschrapt worden, maar er binnen bestaande bestemmingsplannen – gebaseerd op het oude kader – nog steeds ruimte voor is. Het is logisch dat als je die ontwikkelingsgebieden schrapt, je als provincie ook je bevoegdheden gebruikt – via een aanwijzing kan dat – om die bestemmingen te schrappen. Het is eigenlijk een kwestie van wie A zegt moet ook B zeggen. Gaat het college dat doen?

De “integrale herijking kwetsbare gebieden” is kennelijk bedoeld als een integratie en afstemming van meerdere beschermingskaders. Kunnen we er dan op rekenen – de Omgevingswet gaat immers uit van een minimaal gelijkwaardig beschermingsniveau – dat het beschermingsniveau, van natuur, milieu en gezondheid, in ieder geval niet achteruitgaat? Graag een duidelijk antwoord op deze vraag.

De stikstof, en door sanering en opkoop vrijkomende agrarische gronden – het college houdt nog steeds alle opties open. Dus nog steeds is het dan mogelijk dat er op deze gronden activiteiten komen die stikstof uitstoten. Voorzitter, dweilen met de kraan open is niet onze hobby. En het zou niemands hobby moeten zijn. Kan de gedeputeerde garanderen dat er niet opnieuw permanente stikstof stikstofuitstoot zal zijn vanaf die gronden? Dat kan door slimme combinaties van – uiteraard gasloze – woningbouw, natuurontwikkeling en kringlooplandbouw. Is dat ook de inzet van het college?

En dan het landschap, het mooie Limburgse landschap.

Voor de thema’s Natuur en Water worden concrete programma’s uitgewerkt, om de specifieke waarden van water en natuur concreter te duiden en te beschermen.

Is GS bereid om zo’n programma ook op te stellen voor het thema Landschap. De Natuur- en milieufederatie en de TBO’s vragen daar om in hun zienswijze. Want niet alleen de meest bijzondere landschappen (de NNN, het heuvelland) verdienen bescherming.

In zo’n programma zouden dan specifieke landschappelijke waarden, die nu buiten de door wet- en regelgeving formeel beschermde gebieden vallen, nader geduid kunnen worden en maatregelen afgesproken om deze waarden te beschermen.

Is GS bereid om zo’n Programma Landschap op te stellen als concrete uitwerking van de Omgevingsvisie. En daar dan de milieufederatie en de TBO’s, en andere bij het landschap betrokken organisaties, met hun unieke deskundigheid en ervaringskennis, te betrekken.

Net zoals dat nu wel gaat gebeuren voor Natuur en Water?

Maar ook bij de beschermde landschapen zou er een tandje bij moeten.

Bij de bescherming van de unieke kwaliteiten van het Limburgse heuvelland blijft het college bij een “ja mits” benadering: nieuwe bebouwing kan als het maar wordt ingepast. Dat is te mager, leert de ervaring – het levert geen bescherming tegen het verrijzen van grootschalige stallen en bewaarlocaties. Wij zullen daar bij de verordening een amendement over indienen. Geschrokken zijn wij van het antwoord dat er binnen bestaande bestemmingsplannen ook nog steeds uitbreidingsmogelijkheden zijn. Daar is de provincie niet eens aan zet, want de verordening werkt alleen op planwijzigingen en nieuwe afwijkvergunningen. Is het college in ieder geval bereid door direct werkende regels de bescherming ook van toepassing te laten zijn op bouwplannen die passen binnen bestaande bestemmingsplannen? Ook dat is een kwestie van wie A zegt – de kwaliteiten van het Heuvelland zijn een stevige bescherming waard – moet ook B zeggen.

En dan de verdozing. Het College blijft meewerken – zoveel mogelijk binnen corridors, maar eventueel ook daarbuiten – aan de voortdenderende pakjes en pakketten-economie, de groei van vervoer over de weg, zonder daar duurzaamheidseisen aan te stellen, zonder een goede logistieke afstemming te vragen en ten koste van de omgeving - denk aan fijn stof en stikstof uitstoot, om geluidsoverlast maar niet te noemen. Terecht – en onze waardering daarvoor – geeft u aan, in antwoord op onze schriftelijke vragen daarover, dat er in de verordening regels zullen komen over zonnepanelen op de daken van deze grote dozen. Maar waarom dan niet, in de geest van de Omgevingswet – we horen immers telkens dat het bij die wet vooral ook om integratie gaat, en dat milieu ook mag en moet doorwerken bij ruimtelijke plannen - waarom dan geen eisen gesteld aan de duurzaamheid van het toenemende vervoer waaraan je als provincie meewerkt? Nu al is het zo dat je bij ruimtelijke vergunningverlening de milieu-impact van aan en toevoer naar gebouwen mee moet wegen. En dat je daaraan voorwaarden en beperkingen mag stellen. Waarom dan niet bij distributiecentra? Via regels in de Omgevingsverordening, want die moeten we hebben, vanwege de Omgevingswet, voor het eind van het jaar.

Kortom, met een variant op de ex-gouverneur van Californie, die man met het Oostenrijkse accent, die zich tot duurzaamheidsactivist ontwikkelde – we zullen hierop terugkomen. We zien elkaar weer. Bij de omgevingsverordening.