Inbreng Plusquin Omge­vings­ver­or­dening


26 november 2021

Voorzitter,

Wij hebben in dit huis meermalen de aandacht gevraagd voor de bescherming van het Nationaal landschap Zuid-Limburg. En van de groen-blauwe mantel, daar kom ik nog op terug.

Ons bereiken regelmatig signalen dat er allerlei bouwwerken verrijzen die afbreuk doen aan de unieke kwaliteiten van het Heuvellandschap. In dit voorstel voor een nieuwe verordening is die bescherming nog steeds niet goed geregeld. Er wordt alleen de eis gesteld dat “in de motivering van het plan” – en dus niet in het plan zelf – wordt beschreven “hoe negatieve effecten op de kernkwaliteiten worden gecompenseerd”.

Nu kun je in de Toelichting van een plan mooie teksten opschrijven, maar die zijn niet bindend. Het gaat om de planregels zelf.

Verder vragen wij ons af hoe je negatieve effecten op het landschap kan “compenseren”. Een kernkwaliteit is het “open-besloten karakter” waaronder wordt verstaan (Bijlage VII) “Openheid op plateau’s, kleinschaligheid rondom dorpen, op hellingen en in (droog)dalen”. Als je daar doorheen fietst door een joekel van een loods neer te zetten, hoe kan je dat dan “compenseren”. Je kan hoogstens “mitigeren” door de maatvoering van die loods aan te passen, maar mitigatie wordt niet gevraagd.

En, om nog een voorbeeld te noemen, hoe kan je het aantasten van graften en holle wegen “compenseren”? Eenmaal weg is voor altijd weg.

Daarom zouden die regels, wil je de bescherming van dit unieke landschap serieus nemen, anders geformuleerd moeten worden. Waarom niet op dezelfde manier als, bijv., voor de NNN? Waar aantasting van de kernkwaliteiten rechtstreeks (via de planregels, en niet alleen via de motivering) verboden is. Tenzij er geen alternatief is (wat neerkomt op een eis van maximale mitigatie) en om dringende redenen van groot openbaar belang.

Wat is de reden dat deze bescherming zo zwak is geformuleerd? Wij overwegen om hierover een amendement in te dienen. Hetzelfde geldt voor de bescherming van wat nu “de groenblauwe mantel” heet. Die is in dezelfde termen geformuleerd. Zijn het Heuvelland en de groenblauwe mantel dan minder beschermwaardig dan de NNN?

En dan de intensieve veehouderij. Voor de IV geldt in principe een verbod op nieuwvestiging, maar met als uitzondering dat die wel zou mogen op “op een toekomstbestendige locatie”, als “dat per saldo leidt tot een kwalitatieve verbetering van het leefklimaat”. Maar hoe kan een nieuwe vestiging op een nieuwe locatie het leefklimaat daar verbeteren? Ja, als daar een mestverwerkingsfabriek stond, allicht, maar normaliter staat daar niets, of een klein bedrijf, en hoe kan je er dan met een nieuw bedrijf vanuit de intensieve veehouderij lokaal beter van worden? Dat kan eigenlijk per definitie niet, en daarom zijn wij geen voorstander van deze uitzondering.

Ook is niet begrijpelijk dat deze eis aan nieuwvestiging niet wordt gesteld aan uitbreiding van bestaande vestiging. In N-Brabant, om een voorbeeld te noemen, zijn er wel duidelijke eisen wat betreft duurzaamheid en leefklimaat. Waarom geen eisen aan de uitbreiding van bestaande IV-bedrijven?

En waarom die eisen ook niet uitgewerkt - zoals niet alleen de provincie N-Brabant, maar ook de provincie Gelderland, wel doen?

Het blijft, ook in de toelichting, vaag wat daaronder wordt verstaan. Dierenwelzijn valt er in ieder geval niet onder, wat wel zou moeten. Zo’n vage omschrijving geeft ruimte aan bestuurlijke willekeur, en daar kan niemand voor zijn, lijkt ons. Is GS bereid hier via beleidsregels concretisering aan te geven? Want wat Brabant en Gelderland kunnen zal toch voor Limburg niet te moeilijk zijn?

Wat betreft de zonnepanelen op bedrijfsgebouwen onze waardering dat gemeentes nu moeten aangeven hoe ze hun “maatwerkbevoegdheid” hanteren om die al dan niet toe te passen. Wij snappen dat je over een maatwerkbevoegdheid geen algemene regels kan stellen, maar het lijkt ons voor gemeentes a hell of a job om via berekeningen aan te tonen dat je zoiets kan voorschrijven. Want daar zal het om gaan, nemen wij aan, dat dit via de vijfjaar terugverdieneis wordt voorgeschreven. De ervaring met energiebesparing bij supermarkten leert dat zoiets heel lastig is aan te tonen, en dat gemeentes daar ondersteuning en modellen voor nodig hebben. Dat is bij de supermarkten uiteindelijk gelukt. Gaat GS dit landelijk, of in IPO-verband aan de orde stellen? Een logisch gevolg van de zonneladder, als je die tenminste serieus wil uitvoeren.