Inbreng beleids­kader Landbouw en agrifood


10 januari 2020

Voorzitter,

Trouw kopte enkele weken geleden dat via EU-subsidies een Nederlands gezin met twee kinderen gemiddeld ca. 500 euro per jaar bijdraagt aan de agrarische sector. Daar komt dan nog 35 euro bij vanwege de Haagse landbouwbegroting, en alsof dat niet genoeg is doet de provincie Limburg daar per gezin nog jaarlijks 18 euro bovenop. Ik zou niet weten welke economische sector zo veel steun uit publieke middelen krijgt.

Nu zou daar wat voor te zeggen als dat geld besteed wordt voor publieke waarden, algemeen maatschappelijke doelen, zoals duurzaamheid en natuurbehoud. Want is dat niet de grote uitdaging waar de agrarische sector voor staat? Is dát uiteindelijk niet de reden dat er zoveel onrust is onder de boeren - en ik zeg dat nadrukkelijk zonder dat ik de daarbij gekozen actiemiddelen, en de reactie van de overheid daarop, kan goedkeuren. Maar de zorg van de boeren kan ik wel begrijpen, want veel boeren zien niet hoe ze aan de duurzaamheidseisen die op hen afkomen kunnen voldoen. Gegeven hun zwakke positie, als primaire producent, in de keten. Dát is de reden voor de boosheid, de wanhoop soms. We mogen aannemen dat dit ook tot dit provinciebestuur is doorgedrongen.

En wat doet Limburg: 20% van de eigen landbouwsubsidies gaat naar circulaire landbouw. Twintig procent, een vijfde! Je vraagt je af onder welke steen dit provinciebestuur leeft. Want 80% gaat naar economische doelen, waarvan een groot deel dan ook weer niet naar de primaire producent maar naar de agrifood-sector. Wat voor bijdrage lever je dan aan de verduurzamingsopgave, de grote opgave van de landbouwsector, en aan versterking van de positie van de primaire producent?

Dit provinciebestuur laat de boeren in de steek, dat moet de conclusie zijn. En ook de Limburgse burger, die mag verwachten dat zijn of haar belastinggeld aan publieke waarden wordt besteed, en aan de noodzakelijke omvorming van de landbouwsector. Bij de huidige klimaat-, stikstof- en biodiversiteitscrisis vindt de Partij voor de Dieren dat alle subsidies vanuit de provincie aan die verduurzaming een bijdrage moeten leveren. Iets anders kunnen we ons in deze crisissituatie niet veroorloven.

Voorzitter, wij vinden het aandeel van de investeringslijn circulair produceren veel te mager in dit stuk, dat moge duidelijk zijn. En ook als de gedeputeerde straks zou zeggen dat er best wel spinoffs zijn vanuit de andere lijnen, zoals marktketens en grensoverschrijdend verbinden, dat plust die 20% wellicht een beetje op maar het blijft veel en veel te mager. Zeker als je bedenkt dat publiek geld naar publieke waarden moet gaan, en dat de landbouwsector al zoveel economische steun krijgt vanuit Brussel en Den Haag.

Wij verwachten in het definitieve stuk een veel hoger percentage van de subsidiemiddelen voor duurzaamheid, voor circulair produceren.

Ook meer duidelijkheid hoe die middelen worden ingezet: via een subsidieregeling, en met wat voor voorwaarden? En wat is daarin de plaats van de biologische landbouw, want die komt ook maar zijdelings aan de orde in het stuk? En dierenwelzijn, blijft de POP-3 lijn daarvoor behouden?

Ook verwachten we, want het gaat bij verduurzaming niet alleen om geld, concrete en smart geformuleerde doelstellingen voor de omgevingskwaliteit: fijnstof, ammoniak, geurhinder, CO2 worden in het stuk genoemd, maar daarbij hoort ook methaan, een kortstondig maar enorm krachtig broeikasgas, met veel emissies vanuit de veehouderij. Ook grondwaterkwaliteit, vanwege de vermesting. De provincie is immers verantwoordelijk daarvoor.

Die concrete doelstellingen moeten er liggen als het definitieve stuk in de Staten komt, anders is het incompleet en zou je het als Staten niet moeten behandelen. Het “onderzoek” dat hiervoor nodig zou zijn, is al veel eerder, bij de Agenda Vitale Veehouderij aangekondigd, en kan nu geen reden voor verder uitstel zijn.

Pascale Plusquin

Partij voor de Dieren