Inbreng beleidsbrief exoten
Voorzitter,
Het college stelt zich met deze brief op als een trouwe uitvoerder van de EU-verordening.
Er worden met het oog op die verordening drie categorieën exoten onderscheiden, waarvoor na deze brief een concrete uitwerking volgt.
Maar wat is eigenlijk de bedoeling van die verordening? En houdt met die verordening, en de Unielijst van “invasieve” exoten het denken op?
Om met het laatste te beginnen: de doelstelling van de verordening vinden we in de preambule, en dan citeer ik de 4e overweging:
De Unie is als partij bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (…) geboden aan artikel 8h van dat Verdrag, op grond waarvan iedere verdragsluitende partij, voor zover mogelijk en passend “de binnenkomst van uitheemse soorten die bedreigend zijn voor ecosystemen, habitats of soorten dient te voorkomen dan wel deze te beheersen of uit te roeien”.
Kortom, de EU-verordening heeft als rechtsgrond het internationale Verdrag inzake biologische diversiteit, waarbij de EU zich heeft aangesloten. Het doel is de biodiversiteit te beschermen (“ecosystemen, habitats of soorten”) met maatregelen, en dan alleen “voor zover mogelijk en passend”.
Dus, en daar wil ik op wijzen, is de doelstelling niet het voorkomen of beperken van economische schade. Het gaat om het beschermen van de biodiversiteit.
En dan alleen voor zover die door uitheemse soorten in gevaar is. Er wordt in de verordening verschil gemaakt tussen “uitheemse soorten” en “invasieve uitheemse soorten”. Niet iedere uitheemse soort is invasief.
In artikel 20 staat ook nog een uitdrukkelijke opdracht dat de door invasieve soorten bedreigde ecosystemen hersteld moeten worden, en weerbaarder gemaakt. Kortom, ook hier staan weer de ecosystemen centraal.
Overigens wordt onder “uitroeiing” verstaan (artikel 3, Definities) “het verwijderen van de populatie”, maar dat kan ook zijn door niet-dodelijke middelen. De opvang van wasberen past daar dus in.
Ook moet de dieren bij de maatregelen “alle vermijdbare pijn, spanning en lijden” bespaard worden (overweging 25). En “niet-letale maatregelen moeten in overweging worden genomen”.
Dit heeft zijn consequenties voor de te kiezen middelen, die moeten volgens de verordening zo min mogelijk pijn en stress met zich brengen.
De verordening is dus allerminst een klakkeloze opdracht om Unielijst-soorten te doden. Ook niet van soorten die op de lijst van invasieve exoten staan die na 3 april 2016 zijn binnen gekomen, de zgn. art. 17-soorten.
Ook op art. 17 zijn uitzonderingen mogelijk, namelijk als voorzienbaar is dat een strategie van doden uiteindelijk niet zal kunnen leiden tot het geheel verwijderen van de populatie. Bijvoorbeeld omdat overlevende individuen zich dan sneller zullen kunnen voortplanten. Dan kan een ontheffing worden aangevraagd bij de Europese Commissie.
En stopt het denken met de uitvoering van de Verordening?
Dat hoeft niet. Zo heeft Duitsland erkend dat de populatie wasberen niet uit te roeien is, en alleen maatregelen om de verdere verspreiding te beheersen in te dammen mogelijk zijn. Dat kan onder de EU-verordening ook via artikel 19. Er is daarvoor niet eens een ontheffing nodig.
In Nederland heeft de NVWA per soort, zoals dat dan heet, “risicoanalyses” uitgevoerd. Ik citeer daaruit:
“Wanneer de wasbeer zich permanent vestigt in Nederland, zijn, gezien de ervaringen in Duitsland waar lokaal hoge dichtheden worden bereikt, de effecten met betrekking tot veterinaire risico’s, economische schade en ecosysteemschade gering. Moet je dan doorgaan met het doden van dieren? Of erken je dat je moet leven met de dieren, en ga je mensen voorlichten over maatregelen om eventuele schade te voorkomen of beperken.
En er is ruimte voor lokaal maatwerk. De uitvoering van de EU-verordening is in Nederland expres aan de provincies gegeven, juist om lokaal maatwerk mogelijk te maken.”
Wij willen het College oproepen om bij de uitwerking van deze beleidsbrief die centrale doelstelling van de EU-verordening, de bescherming van de biodiversiteit, en niets anders dan dat, nauwlettend te volgen. En ook, zoals de verordening vraagt, nadrukkelijk te kijken naar de mogelijkheid van niet-dodelijke en minst belastende maatregelen: zo kan bij de grijze eekhoorn, zoals de NVWA heeft aanbevolen, heel goed de methode steriliseren en opvang worden gekozen zoals indertijd is gedaan bij de Pallas-eekhoorn in Weert.
Voor terreinbeheerders, die volgens de Beleidsbrief bij artikel 19 soorten primair aan zet zijn, is er het recente ‘Praktijkadvies Invasieve Exotische Dieren’, van okt. 2019. Dit advies, en het stappenplan dat daarin staat, zou de leidraad moeten zijn bij het vorm geven aan de aangekondigde subsidieregeling.
Wat in ieder geval niet mag, gegeven de geest van de EU-verordening, is een all-out vrijbrief voor jacht op deze soorten. Het kan niet zo zijn dat er ongelimiteerd ontheffingen worden afgegeven voor afschot van Unielijst soorten.
Wij zeggen dit met het oog op het a.s. Faunabeheerplan, dat de Staten dit jaar gaan behandelen.
N.a.v. motie zal het Faunabeheerplan in mei a.s. aan de Staten worden voorgelegd, d.w.z het concept goedkeuringsbesluit. Althans zo blijkt uit het motie-overzicht. Als de planning inmiddels anders is, dan hoor ik dat graag van de gedeputeerde.
En dan de derde categorie uit de beleidsbrief, de niet-Unielijst-soorten voor zover die een bedreiging zijn voor de Limburgse biodiversiteit. Laten we vooropstellen dat we niet te gauw een soort als invasief bestempelen: daar moet in ieder geval een stevige wetenschappelijke onderbouwing voor zijn, en die is er bijv. niet voor de in de beleidsbrief genoemde diksnavelmees (bedoeld wordt ws. de bruinkopdiksnavelmees). De beschikbare risicoanalyse wijst niet op grote risico’s voor andere soorten.
En wat betreft de zonnebaars moet het consigne vooral zijn dat particulieren worden voorgelicht, zodat de soort niet vanuit vijvers in de natuur komt.
Ook hier geldt: voorkomen is beter dan genezen, want meestal ben je dan te laat - een motto dat wat de PvdD betreft geldt voor het hele exotenbeleid. Jammer genoeg is het, zolang er geen positieflijst is van te houden dieren, vaak dweilen met de kraan open - het is de hoogste tijd dat die echte oplossing er op landelijk niveau komt. Maar ook op provinciaal niveau kunnen we keuzes maken, en nodeloos doden en lijden vermijden.
Pascale Plusquin
Partij voor de Dieren
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Inbreng beleidskader Landbouw en agrifood
Lees verderBijdrage archeologie
Lees verder