Bijdrage Plusquin Rapport Engelen bestaan niet


1 april 2022

Voorzitter,

Ik begin maar meteen op het hoogste niveau – dat van de Engelen. De hemel die nog niet op ons is neergedaald. De Engelen die niet zouden bestaan.

Met dat citaat heeft de Cie bestuurscultuur wel de nodige misverstanden gewekt.

Als je het citaat van James Madison, Founding father van de VS, leest, zoals aangehaald in het rapport, dan gaat het juist om checks en balances en effectieve controle op het bestuur. En niet om een berustende, misschien zelfs cynische- houding tegenover bestuurders “die ook maar – feilbare – mensen zijn”.

In de vragensessie hebben de rapporteurs duidelijk gemaakt dat die eerste, ik noem het maar “Madison interpretatie”, in de publiciteit is ondergesneeuwd. Dat er, zie de conclusies 2 t/m 4 op pag. 21, van alles naar boven is gekomen, waarover je je zelf als provinciaal bestuur vragen moet stellen. Ik kom daar op terug.

Aan de andere kant hebben de rapporteurs, ook door interviews, alle ruimte geboden voor die tweede interpretatie. De interpretatie “Ach, overal is wel wat loos” “het blijft mensenwerk”. En door de media analyse, waar zij de onderzoeksopdracht verder voerend dan waar die voor was bedoeld, aan te vullen.

Waarom was die media analyse? Omdat, zegt het rapport, “meerdere respondenten” daar op gewezen hadden. Geen wonder, want onder de geïnterviewden waren liefst 6 Statenleden en nog eens 16 (ex-) gemeentelijke en provinciale bestuurders. Die deel van het probleem zijn. En daarmee in feite in het rapport een recht op weerwoord kregen op de meldingen. Een weerwoord dat de media, die nu in de conclusies de schuld krijgen van een eenzijdig beeld dat zou zijn gecreëerd, niet is gegund.

De media hebben het gedaan, de voorzitter v/d cie had het zelfs in een interview over “mediacratie” Dat idee – schept de comfortabele illusie, dat er eigenlijk reëel gezien niets aan de hand is. Terwijl bijvoorbeeld in de Rapportage over Vrehen (Het “Wegkijken”-rapport) expliciet wordt aangegeven dat zonder de media de gewraakte gedragingen helemaal niet aan het licht waren gekomen.

Terwijl de conclusie dat er in Limburg niets afwijkends aan de hand is, alleen wordt onderbouwd door een overzichtje van 2 jaar klachten bij de Nationale Ombudsman. Hoogleraar bestuurskunde Peters heeft met die uiterst magere bewijsvoering al de vloer aangeveegd.

Jammer dat de Commissie, die – en daar kom ik zo op - ook goed werk heeft gedaan, die keus gemaakt heeft. De keus om even veel, zelfs nog iets meer bestuurders, Staten en raadsleden te interviewen dan melders (22 vs. 21). Bestuurders en volksvertegenwoordigers, die weliswaar kontekst kunnen geven, maar ook, en dat mag je niet vergeten, deel van het probleem zijn. En ook maar heel weinig, niet meer dan twee, personen uit bedrijfsleven en de maatschappij.

De keuze is gemaakt om maar een beperkte nadere analyse te maken van de meldingen. En maar in twee gevallen een melding dieper gaand te beoordelen. Dat laat op zijn minst veel melders met een onbevredigd gevoel achter. En een gevoel, dat ik ook bij meer collega’s heb beluisterd dat met dit onderzoek niet de onderste steen is boven gekomen.

Er wordt veelvuldig gebruik gemaakt van termen als veel, menig, meerdere. Maar het is niet navolgbaar hoeveel statenleden of andere melders zich negatief hebben uitgelaten over de rol van de media. Ik zie in ieder geval mijn antwoorden, als 1 van de 6 ondervraagde statenleden , op de vragen over de media niet terug.

Zo werd PS bv door WN CdK Remkes geïnformeerd dat er n.a.v bepaalde transacties reden was om een melding te maken bij het meldpunt, die vervolgens de zaak terzijde schoof omdat er geen persoonsgericht onderzoek in de opdracht zat. Verdwenen er zaken in een bermuda driehoek, of is die onderste steen nu bovengekomen? Wij zijn daar niet van overtuigd.

Ondanks dat is er ook uit die beperkte analyse al het nodige naar boven gekomen wat te denken geeft. Dat valt uitgebreid te lezen in de hoofdstukken 5 t/m 7 van het rapport. En is, de Cie voorzitter legde daar in de informatie sessie expliciet de nadruk op, ook in een drietal bevindingen en hoofdconclusies terecht gekomen:

  1. Er was sprake van machtsuitoefening die niet altijd getuigde van gematigdheid, proportionaliteit en terughoudendheid
  2. Er werd in de praktijk onvoldoende tegenspraak geboden of weerwoord binnen en buiten het provinciaal bestuur
  3. Bovenstaande kwam op een zwak ontwikkelde praktijk van betekenisvolle en effectieve “checks en balances” binnen bestuursorganen

Wat gaan we daar aan doen? De Cie legt die vraag geheel en al bij PS en GS neer, wat een gemis is omdat in de opdracht aan de commissie wel degelijk ook het formuleren van aanbevelingen, “concrete bouwstenen voor een gewenste nieuwe bestuurscultuur”,w as opgenomen. Waarom zijn die niet in het rapport terecht gekomen? Is er tijdens de rapportage hierover contact geweest tussen het college – dat de onderzoeksopdracht moest bewaken - en de rapporteurs? Zo ja, is hierover gesproken? Zo nee, waarom niet?

Inde reflectie van GS wordt gerefereerd aan een rapport van het Bureau Vertrouwenspersoon, dat bij ons niet meteen een bel deed rinkelen. Om welk rapport gaat het? We zitten dan in het omgaan met conclusie 2) , tegenspraak en weerwoord. Bedenk dat in het werkbelevingsonderzoek de score op de vraag “Ik voel me vrij om binnen de Provincie Limburg mijn afwijkende mening te uiten” toch maar magertjes was, een 6,6. Eerder hebben wij aangedrongen op een publiekrechtelijke regeling voor Klokkenluiders, conform de EU Richtlijn die al in december vorig jaar geimplementeerd had moeten zijn.. Daar heeft toenmalig CdK Remkes een reactie op toegezegd, maar die is nog niet gekomen. Komt het College alsnog daarmee, en wanneer?

Wat betreft het rapport Blinde hoeken staan wij achter de conclusies en de aanbevelingen die op grond daarvan gedaan worden. Behalve dan aanbeveling 19 waarmee Provinciale Statenleden de mond wordt gesnoerd, met het Presidium als bovenmeester. Dat kan natuurlijk nooit.

Ontluisterend zijn en blijven de rapportages over de Vrehen-affaire. In nog geen 10 jaar tijd was de heer Vrehen bij maar liefst 129 verschillende financiële stromen verbonden aan de provincie, waarmee in totaal € 93 miljoen gemoeid was. In 9 van de 10 cases werd hem iets gegund zonder concurrentie van derden. Ook al waren de projecten van dhr. Vrehen in het algemeen geen succes, steeds weer kreeg hij nieuwe opdrachten en subsidies. Maar niemand trok aan de bel. Het rapport Goodijk voegt daaraantoe dat bij bepaalde handelingen sprake was van belangenverstrengeling. Het college reflecteert in zijn brief dat de schijn van belangenverstrengeling niet altijd is voorkomen en dat de machtsverhouding niet altijd in balans is gebleven.

Sowieso was de provinciale informatievoorziening niet op orde. Pas na publicaties in de media kwam er een onderzoek waarin alle schimmige constructies aan het licht kwamen. Voor ons is dat de wereld op zijn kop. Als subsidiegever kan je niet blind zijn voor good governance bij gesubsidieerde instellingen. Standaard zal het college daaraan aandacht moeten schenken.

Voorzitter, tot slot. Al met al is uiteindelijk de natuur bij de Vrehen-affaire de grote verliezer. Naast de vrijwilligers zijn de Limburgse natuur en het broodnodige natuurherstel de echte dupe van deze zaak. Dat was de natuur al in deze periode, omdat door het toenmalige college geld dat voor de natuur bestemd was daarvoor niet gebruikt is – daar gaan we het volgende week nog over hebben. Alles bij elkaar heel veel redenen om die optelsom van schade van A tot Z te herstellen.