Vragen over geplande Water­kracht­cen­trale bij Borgharen


Indiendatum: jul. 2010

Geachte voorzitter,

Het bedrijf ARBRA BV heeft op 5 juni 2009 een vergunning ex artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 aangevraagd voor het aanleggen en in gebruik hebben van een waterkrachtcentrale bij Borgharen, nabij het natuurgebied Grensmaas. De Grensmaas is aangewezen als Natura 2000-gebied en vanwege deze status is in de aanvraag verplicht een Habitattoets opgenomen. Het Natura 2000-gebied is aangewezen voor de volgende diersoorten: zalm, rivierprik en rivierdonderpad.

De aanvraag voorziet wat betreft voorzieningen voor vispassage stroomafwaarts in het inbouwen van “visvriendelijke” verticale Kaplanturbines, waarvan nog geen praktijkgegevens bekend zijn, alleen een opgave van de fabrikant. Daarnaast zal een visgeleidingssysteem worden aangelegd dat momenteel in de centrale bij Linne wordt uitgeprobeerd. De resultaten van deze proef zijn nog niet bekend.
Stroomopwaarts functioneert er nu ter plekke een bekkenvistrap, die in 2008 door Rijkswaterstaat voor ruim drie miljoen euro werd aangelegd. Deze zal worden afgebroken om ruimte te maken voor de centrale. Voor de vervangende voorziening (een “vertical slot”) lag bij de aanvraag nog geen concreet ontwerp voor. De vergunning staat toe dat deze zes maanden na ingebruik name van de centrale is aangelegd. Voor alle vispassage-voorzieningen zijn prestatie-eisen vastgelegd. Als blijkt dat daaraan niet wordt voldoen, moet het debiet van de centrale worden verminderd, of moet de centrale in kwetsbare periodes worden stilgelegd.

Momenteel functioneren in de Maas al twee andere waterkrachtcentrales, bij Roermond en Linne. De vergunning is verleend omdat voldaan zou zijn aan de (cumulatieve) eis van max. 10% vissterfte voor alle drie centrales.
De fractie van de Partij voor de Dieren is voorstander van stroom uit waterkracht, maar daarbij moet verzekerd zijn dat er goede en effectieve voorzieningen voor vispassage worden aangelegd. Wij betwijfelen sterk of dat nu het geval is en zijn daarin niet de enige. Tegen de ontwerp-vergunning zijn veel zienswijzen ingediend. Ook Rijkswaterstaat, die om advies is gevraagd, heeft zich over de ontwerp-vergunning zeer kritisch betoond.

Wat betreft de ontwerp-vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet voor de WKC Borgharen heeft de fractie van de Partij voor de Dieren de volgende vragen aan het college van GS:

1.Waarom is voor de vistrap (stroomopwaarts) vergunning verleend, tegen het advies van Rijkswaterstaat in, terwijl er nog geen concreet ontwerp voorligt?


2.Waarom hoeft de vistrap pas zes maanden na aanleg te functioneren? Hoe is in de tussentijd voorzien in voorzieningen voor de vistrek stroomopwaarts?
3.Wat vindt u van het feit dat de in 2008 gerealiseerde en goedwerkende bekkenvistrap die ruim 3 miljoen euro rijksgeld heeft gekost en waarmee wordt voldaan aan de vereisten gesteld door de Kaderrichtlijn Water plaats zal moeten maken voor een systeem waarvan de effectiviteit nog niet bewezen is?
4.Waarom is voor het visgeleidingssysteem niet de uitkomst van de proef met een vergelijkbaar systeem in de centrale Linne afgewacht?
5.Wordt de centrale door de provincie gesubsidieerd? Zo ja, hoe beoordeelt het college van GS de economische en ecologische rentabiliteit, gegeven het geringe verval van de Maas en het veelal lage zomerpeil van de rivier?
6.Waarom heeft GS zich wat betreft de vismortaliteit door de turbines gebaseerd op gegevens van een ander type turbines (verticale Kaplan turbines) dan in feite zal worden aangelegd (“Low Head horizontale Kaplan turbines”).
7.Is de inhoud van de vergunning afgestemd met Rijkswaterstaat? Zal Rijkswaterstaat in de te verlenen Waterwetvergunning voor vispassage dezelfde eisen stellen?
8.Is het reëel om als vergunningseis op te nemen (de voorschriften 3 en 23) dat het debiet van de centrale wordt teruggeregeld of dat de centrale tijdelijk wordt stilgelegd, als blijkt dat niet aan de prestatie-eisen voor de visgeleiding en de turbines wordt voldaan? Hoe heeft GS zich ervan verzekerd dat dit bedrijfseconomisch mogelijk is, mede gezien de slechte economische resultaten van de vergelijkbare Haandrikcentrale in de Overijsselse Vecht?
9.Staatssecretaris Huizinga heeft in haar brief van 3 mei 2007 aangegeven dat voor de twee bestaande centrales nu al niet voldaan is aan de norm van 10% cumulatieve vissterfte. Hoe kan het dan dat met een centrale erbij er wel aan die norm wordt voldaan?
10.De 10%-norm is een cumulatief percentage voor vissterfte onder de tien prioritaire vissoorten in de Maas, waarvan de Zalm er slechts één is. Zijn de negen overige soorten op de één of andere manier van de dood gevrijwaard?
11.Kennelijk is GS er met deze vergunning in geslaagd de voltallige (sport-)visserij, de vergunningverlener water en milieubeschermingsorganisaties te mobiliseren. Hoe beoordeelt GS deze situatie? Is GS van plan om alsnog met de betreffende organisaties in overleg te gaan om overeenstemming te bereiken?

Ik stel prijs op een schriftelijke beantwoording van mijn vraag in de daarvoor geldende termijn van 30 dagen (artikel 38, Reglement van Orde).

Hoogachtend,

Namens de Partij voor de Dieren-fractie in de Provinciale Staten van Limburg,


Drs. F.P. Wassenberg
Fractievoorzitter[hierlink]

Indiendatum: jul. 2010
Antwoorddatum: 21 sep. 2010

Vraag 1) Waarom is voor de vistrap (stroomopwaarts) vergunning verleend, tegen het advies van Rijkswaterstaat in, terwijl er nog geen concreet ontwerp voorligt?

Vergunningaanvragen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet 1998) worden behandeld volgens Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht, waarin o.a. de beslistermijn (6 maanden) is opgenomen. De procedure heeft al enige vertraging opgelopen door o.a. afstemming metRijkswaterstaat In overleg heeft Rijkswaterstaat ingestemd met de aanleg van een "vertical slot vistrap omdat di een een goed alternatief blijkt voor de huidige bekkenvistrap. Rijkswaterstaat heeft dit type vistrapeveneens in de ontwerpbeschikking in het kader van de Waterwetvergunning (welke tot 17 septemberr inzage heeft gelegen) opgenomen. Met het opnemen van dit type vistrap wordt niet tegen hetRijkswaterstaat ingegaan, maar wordt deze vistrap zowel in de Nbwet-vergunning als deWaterwetvergunning voorgeschreven.

Daarnaast is in de voorschriften opgenomen dat bij de aanleg van de waterkrachtcentrale (WKC) wordt voorzien in een goed functionerende vistrap (vertical slot), waarbij eveneens resultaatsverplichtingen zijnopgenomen. Om aan deze resultaatsverplichtingen te (kunnen) voldoen (te optimaliseren) heeft devergunninghouder de mogelijkheid om zijn ontwerp aan te passen.

Vraag 2) Waarom hoeft de vistrap pas zes maanden na aanleg te functioneren? Hoe is in de tussentijd voorzien invoorzieningen voor de vistrek stroomopwaarts?

Voor de realisatie van de "nieuwe" vistrap dienen een aantal voorbereidende werkzaamheden (o.a. sloopbestaande vistrap, graafwerkzaamheden enz.) te worden verricht. Deze werkzaamheden vergen eengroot gedeelte van de tijd voor de aanleg van de vistrap- Daarnaast dienen binnen zes maanden na hetgereedkomen van de vistrap ook al de eerste resultaten van de werking van de vistrap te wordenoverlegd. Tijdens de aanleg is (wordt) niet voorzien in een aparte voorziening voor de stroomopwaartsevistrek.

Vraag 3) Wat vindt u van het feit dat de in 2008 gerealiseerde en goedwerkende bekkenvistrap die ruim 3 miljoeneuro rijksgeld heeft gekost en waarmee wordt voldaan aan de vereisten gesteld door de KaderrichtlijnWater plaats zal moeten maken voor een systeem waarvan de effectiviteit nog niet bewezen is?

In het antwoord van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mevrouw Huizinga, van 3 mei 2007op vragen van de heer Duyvendak, heeft de staatsecretaris aangegeven dat Rijkswaterstaat inzet op hetversneld realiseren van een goede migratievoorziening bij Borgharen door middel van de aanleg van debekkenvistrap, maar ze geeft ook aan dat Rijkswaterstaat zich bereid verklaard medewerking te verlenenaan de realisatie van een WKC,waaronder het eventueel afbreken van de (dan)aanwezigebekken(vis)trap.

Vraag 4) Waarom is voor het visgeleidingssysteem niet de uitkomst van de proef met een vergelijkbaar systeem inde centrale Linne afgewacht?

Vergunningaanvragen in het kader van de Nbwet 1998 worden afgehandeld volgens Afdeling 3.4Algemene wet bestuursrecht, waarin o.a. de beslistermijn (zes maanden) is opgenomen. De procedureheeft al enige vertraging opgelopen door o.a. afstemming met Rijkswaterstaat. Daarnaast was (is) tentijde van besluitvorming niet bekend wanneer de resultaten van het onderzoek in Linne wordengepresenteerd. Dit zou tot nog meer vertraging leiden. Daarnaast zijn wij van mening dat de Habitattoetsvoldoende gegevens bevat, en de opgenomen voorschriften (hand-aan-de-kraan-principe) voldoendewaarborging voorde instandhoudingsdoelstellingen biedt, om positief op de aanvraag te beschikken.

Vraag 5) Wordt de centrale door de provincie gesubsidieerd? Zo ja, hoe beoordeelt het college van GS deeconomische en ecologische rentabiliteit, gegeven het geringe verval van de Maas en het veelal lagezomerpeil van de rivier?

De Waterkrachtcentrale zelf wordt niet door de provincie gesubsidieerd. Subsidie is verleend voor hetrealiseren van de Duurzame Energiecentrale Limburg (DECL). Deze subsidie is voornamelijk verleendvoor de toepassing van zonne-energie en de educatieve functie. De verdeelsleutel van desubsidieverdeling is de verantwoordelijkheid van Imtech (aan wie de subsidie voor realisering van deDECL is gegund). Imtech heeft een eigen businesscase en kan op basis daarvan subsidie naar eenandere toepassing van duurzame energieopwekking schuiven, mits de subsidie Stimulering DuurzameEnergieproductie (SDE-subsidie) niet in gevaar komt.

Vraag 6) Waarom heeft GS zich wat betreft de vismortaliteit door de turbines gebaseerd op gegevens van eenander type turbines (verticale Kaplan turbines) dan in feite zal worden aangelegd ("Low Head horizontaleKaplan turbines")?

De verticale Kaplan-turbines worden veelal gebruikt bij stuwmeren, waarbij de vervallen (erg) groot zijn.Van de verticale turbines zijn voldoende gegevens bekend. De horizontale Kaplan turbines worden veelaltoegepast in wateren met kleinere vervallen. Van de horizontale turbines zijn minder gegevensbeschikbaar. De horizontale turbines hebben echter veelal minder visschade dan verticale turbines(waarbij/doordat het water meer gestuurd moet worden) tot gevolg. De initiatiefnemer heeft juist gekozenvoor dit type turbines, omdat door visdeskundigen als visvriendelijker worden beschouwd. Door hetgebruikmaken van de gegevens van verticale turbines is in de vergunningaanvraaguitgegaan van een worst case situatie.

Vraag 7) Is de inhoud van de vergunning afgestemd met Rijkswaterstaat? Zal Rijkswaterstaat in de te verlenenWaterwetvergunning voor vispassage dezelfde eisen stellen?

Rijkswaterstaat is in de gelegenheid gesteld om een advies op de vergunningaanvraag te geven. Ditadvies is in het ontwerpbesluit opgenomen. Daarnaast is het (concept) ontwerpbesluit metRijkswaterstaat afgestemd. In de watervergunning stelt Rijkswaterstaatvergelijkbare eisen aan devispassage (hierin wordt tevens met andere vissoorten rekening gehouden).

Vraag 8) Is het reël om als vergunningeis op te nemen (de voorschriften 3 en 23) dat het debiet van de centralewordt teruggeregeld of dat de centrale tijdelijk wordt stilgelegd, als blijkt dat niet aan de prestatie-eisenvoor de visgeleiding en de turbines wordt voldaan? Hoe heeft GS zich ervan verzekerd dat ditbedrijfseconomisch mogelijk is, mede gezien de slechte economische resultaten van de vergelijkbareHaandrikcentrale in de Overijsselse Vecht?

Het is de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer om een dergelijke centrale aan te leggen onder degestelde condities. Als zij onder deze voorwaarden willen en kunnen bouwen is het te lopen risico voor deontwikkelaar/exploitant van de waterkrachtcentrale.

Vraag 9) Staatssecretaris Huizinga heeft in haar brief van 3 mei 2007 aangegeven dat voor twee bestaandecentrales nu al niet voldaan is aan de norm van 10% cumulatieve vissterfte. Hoe kan het dan dat met eencentrale erbij er wel aan die norm wordt voldaan?

Uit de habitattoets (vergunningaanvraag) blijkt dat aan deze norm voor de meeste gevoelige soort (zalm)kan worden voldaan met en zonder vispassage bij de andere twee centrales. Om aan de 10%-norm tevoldoen is in de voorschriftenvan het ontwerpbesluit rekening gehouden met het eventueel ontbrekenvan een goedwerkend visgeleidingssysteem bij de centrale van Linne en Alphen. Daarnaast dienen in2012 alle (bestaande) waterkrachtcentrales te zijn voorzien van een goed werkend visgeleidingssysteem

Vraag 10) De 10%-norm is een cumulatief percentage voor vissterfte onder de tien prioritaire vissoorten in de Maas,waarvan de Zalm slechts één is. Zijn de overige soorten op de één of andere manier van de doodgevrijwaard?

De Nbwet 1998 ziet o.a. toe op het beschermen van gevoelige habitatstypes en -soorten waarvoor eenNatura2000-gebied is aangewezen. Het Natura2000 gebied Grensmaas is aangewezen voor drieverschillende vissoorten (zalm, rivierprik en rivierdonderpad). Alleen deze soorten vallen onder debescherming van de Nbwet 1998. De Waterwet ziet o.a. toe op de bescherming van de (overige)beschermde vissoorten. In de Watervergunning wordt de bescherming van de (overige) beschermdevissoorten gewaarborgd.

Vraag 11) Kennelijk is GS er met deze vergunning in geslaagd de voltallige (sport-) visserij, de vergunningverlenerwater en milieubeschermingsorganisaties te mobiliseren. Hoe beoordeelt GS deze situatie? Is GS vanplan om alsnog met de betreffende organisaties in overleg te gaan om overeenstemming te bereiken?

In de procedure is reeds met verschillende partijen overleg gevoerd en heeft met hen naderterreinbezoek plaatsgevonden (de stuw van Linne en de ECI centrale in Roermond). Het uitwisselen vaneikaars standpunten wordt/werd door alle partijen als positief ervaren.

Interessant voor jou

Vragen over beverklemmen bij de Maas in Visserweert

Lees verder

Reconstructie Maastrichterlaan te Vaals

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer