Vragen inzake Grensmaas en Maas­plassen


Indiendatum: jan. 2010

Geleen, 27 januari 2010


Betreft: Vragen artikel 38 R.v.O inzake Grensmaas en Maasplassen


Geachte voorzitter,


Voor de commissievergadering van 22 januari waren de brieven van de heren Heemskerk en Dierx d.d. 14 oktober 2009 en 4 november 2009 inzake Grensmaas en Maasplassen geagendeerd als bespreekstuk. Vanwege tijdgebrek werden de brieven echter niet behandeld.

In hun brieven stellen de heren Heemskerk en Dierx een aantal kritische vragen over de projecten Grensmaas en Maasplassen, mede naar aanleiding van uitspraken van de heer Van der Veeken, directeur Consortium Grensmaas, geciteerd in de Limburger van 30 oktober 2009. Naar aanleiding van deze brieven en de reactie van het College van GS dd. 22/12/2009, wil de fractie van de Partij voor de Dieren de volgende vragen stellen (Reglement van Orde, art. 38):


1.Is de oorzaak van de financiële tegenvaller bij het project Grensmaas, zoals genoemd door de heer Van der Veeken en bevestigd door GS, inderdaad de keuze voor een droge winning in plaats van een natte, zoals Van der Veeken stelt?
2.Zo ja, is er gekozen voor droge winning op instigatie van de Provincie Limburg?
3.Zo nee, wat is dan de oorzaak van de tegenvaller? En in hoeverre is de oorzaak gelegen in een eis gesteld door de Provincie Limburg?
4.Kan het College van GS uitsluiten dat uit deze tegenvaller kosten, in de zin van een financiële bijdrage aan het project, voor de Provincie voortvloeien?
5.Zo niet, hoe ziet het College van GS de mogelijkheid dat er uit het project kosten voor de Provincie voortvloeien in het licht van de eerder gedane belofte, dat uit dit project geen kosten voor de provincie zullen voortvloeien?
6.Zo niet, vindt het College van GS dat het project moet doorgaan, als de provincie voor kosten uit hoofde van tegenvallers (zie vraag 5) wordt gesteld?


In de brieven wordt m.b.t. de Maasplassen gerefereerd aan een rapport van Grontmij/WACO dd. 22/5/2000, waaruit blijkt dat er door verontreiniging van grondwater sprake is van actuele risico’s voor de mens, en potentiële risico’s voor het ecosysteem. En dat de aangebrachte deklaag, o.a. bij het zwemwater de KIS te Stevensweert, te dun is om volksgezondheidsrisico’s uit te kunnen sluiten.

7.Is er na het rapport van Grontmij/WACO een nieuw onderzoek verricht, waaruit blijkt dat de conclusies van het Grontmij rapport uit 2000 m.b.t. de risico’s voor mens en ecosysteem onjuist zijn?
8.Zo ja, is het College van GS bereid beide rapporten terstond aan de Staten ter beschikking te stellen?
9.Zo ja, hoe verklaart het College van GS de verschillen tussen de conclusies van de rapporten?
10.Zo nee, kan het College van GS uitsluiten dat er bij het huidige recreatief gebruik van de plassen volksgezondheidrisico’s zijn, en risico’s voor het ecosysteem?


11.Kan het College van GS uitsluiten dat uit de grondwateronttrekking ten gevolge van de bruinkoolwinningen in Duitsland negatieve effecten voortvloeien met betrekking tot de vereiste kwaliteit en kwantiteit van grondwater in Limburg? Kunnen negatieve effecten op grondwaterafhankelijke natuur in Limburg als gevolg van deze grondwateronttrekking worden uitgesloten?

Ik stel prijs op een schriftelijke beantwoording van mijn vragen in de daarvoor geldende termijn van 30 dagen (artikel 38, Reglement van Orde).


Hoogachtend,

Namens de Partij voor de Dierenfractie in de Provinciale Staten van Limburg,

Drs. F.P. Wassenberg
Fractievoorzitter

Indiendatum: jan. 2010
Antwoorddatum: 2 mrt. 2010

Vraag 1) Is de oorzaak van de financiële tegenvaller bij het project Grensmaas,
zoals genoemd door de heer Van der Veeken en bevestigd door GS,
inderdaad de keuze voor een droge winning in plaats van een natte, zoals
Van der Veeken stelt?

Dit is een van de tegenvallers die door het Consortium Grensmaas is gemeld.

Vraag 2) Zo ja, is er gekozen voor droge winning op instigatie van de Provincie Limburg?

Nee, dit is een initiatief van het Consortium Grensmaas.

Vraag 3) Zo nee, wat is dan de oorzaak van de tegenvaller? En in hoeverre is de oorzaak gelegen in een eisgesteld door de Provincie Limburg?

In de Uitvoeringsovereenkomst Grensmaas is bepaald dat in het geval van feiten en omstandigheden diede uitvoering van het Grensmaasproject ongunstig beïnvloeden, partijen - ieder vanuit hun eigenverantwoordelijkheid - te goeder trouw met elkaar overleggen en zich ervoor inspannen om dieongunstige invloeden op te heffen.

Wij zitten in een eerste fase van overleg met het Consortium Grensmaas over de oorzaken. Wij hebbenhierover nog geen standpunt ingenomen. Daarvoor is de informatie van de zijde van het ConsortiumGrensmaas nog onvoldoende.

Vraag 4) Kan het college van Gedeputeerde Staten uitsluiten dat uit deze tegenvaller kosten, in de zin van eenfinanciële bijdrage aan het project, voor de Provincie voortvloeien?

Ja. Het Grensmaasproject is een zelfrealisatie project van het Consortium Grensmaas. Voor eenzelfrealisatieproject is het uitgesloten dat,buiten subsidies waar iedereen een beroep op kan doen, deoverheid een financiële bijdrage levert.

Vraag 5) Zo niet, hoe ziet het college van Gedeputeerde Staten de mogelijkheid dat er uit het project kosten voorde Provincie voortvloeien in het licht van de eerder gedane belofte, dat uit dit project geen kosten voor deprovincie zullen voortvloeien.
Zie antwoord op vraag 4.

Vraag 6) Zo niet, vindt het college van Gedeputeerde Staten dat het project moet doorgaan, als de provincie voorkosten uit hoofde van tegenvallers (zie vraag 5) wordt gesteld?

Zie antwoord op vraag 4.

Vraag 7) Is er na het rapport van Grontmij/WACO een nieuw onderzoek verricht, waaruit blijkt dat de conclusiesvan het Grontmij rapport uit 2000 m.b.t. de risico's voor mens en ecosysteem onjuist zijn?

In 2001 is een vervolgrapport opgesteld door Grontmij en Iwaco, waarin op grond van aanvullendonderzoek, met name naar het ecosysteem, meer duidelijkheid over de exacte risico's is verkregen(zie bijlage 1). Uit het ecologisch onderzoek bleek dat de organismen in de bodem kennelijk geennegatieve gevolgen ondervinden van de verontreinigde mijnsteen. Wél kan het Maasslib tot hogemetaalaccumulatie in wormen leiden, hetgeen gevolgen kan hebben verder in de voedselketen.
De risico's voor de mens zijn niet weerlegd, maar omdat de risico-inschattingen op rekenkundigemodellen zijn gebaseerd is het geheel aan de GGD voorgelegd.

Deze heeft in 2002 gerapporteerd (zie bijlage 2) dat, behalve bij de Kis, naar haar inschatting de risico'sniet van dien aard zijn dat direct maatregelen noodzakelijk zijn. Wel werd geadviseerd het een en andermet metingen te onderbouwen. Een van die metingen betrof een grondwaterwinning voor drinkwater aande Annadijk. Dit water bleek na bemonstering niet besmet door de bodemverontreiniging.

Met betrekking tot de Kis is na aanvullend onderzoek naar de feitelijke dikte van de dektaag, uiteindelijkdoor de GGD geconcludeerd dat ook hier geen reden voor ongerustheid is (bijlage 3 brief van 1 mei 2005van het bureau Medische Milieukunde).
In april 2003 zijn de Wbb-bevoegdheden voor de betreffende grindgaten overgedragen aanRijkswaterstaat. Deze heeft in latere onderzoeken ook meer informatie verzameld over de mijnsteen enhet grondwater. Voor de correspondentie met de GGD over de Kis en de latere onderzoeken wordt danook verwezen naar Rijkswaterstaat.

Vraag 8) Zo ja, is het College van Gedeputeerde Staten bereid beide rapporten terstond aan de Staten terbeschikking te stellen?

Het GGD-advies is hierbij gevoegd, alsmede de conclusies met betrekking tot risico's uit het tweedeGrontmij-rapport. Overige rapporten zijn vanwege de omvang niet bijgevoegd maar kunnen desgewenst uiteraard wordeningezien, voorzover bij de Provincie aanwezig. Zoals hierboven al vermeld ligt het dossier vanaf april2003 bij Rijkswaterstaat.

Vraag 9) Zo ja, hoe verklaart het College van GS de verschillen tussen de conclusies van de rapporten?

Zoals onder 7 al aangegeven worden risico-inschattingen bij bodemverontreiniging in eerste instantiegebaseerd op modelmatige berekeningen. Soms kan aanvullend onderzoek (zoals bij de Kis) concreetaangeven dat de uitgangspunten voor de risicobeoordeling niet helemaal juist waren (in dit geval de diktevan de deklaag op het strand zelf). Vooral bij ecologische risico's kan er een groot verschil zijn tussenmodelmatige inschattingen en de feitelijke situatie. Dit omdat ieder ecosysteem en iedere bodem anders is. Tenslotte is wat de humane risico's betreft, de GGD de meest deskundige partij om modelmatigberekende risico's te toetsen aan de werkelijkheid.

Vraag 10) Zo nee, kan het College van Gedeputeerde Staten uitsluiten dat er bij het huidig recreatief gebruik van deplassen volksgezondheidsrisico's zijn, en risico's voor het ecosysteem?

Dit is sinds april 2003 een bevoegdheid van Rijkswaterstaat.

Vraag 11) Kan het College van Gedeputeerde Staten uitsluiten dat uit de grondwateronttrekking ten gevolge van debruinkoolwinningen in Duitsland negatieve effecten voortvloeien met betrekking tot de vereiste kwaliteiten kwantiteit van grondwater in Limburg? Kunnen negatieve effecten op grondwaterafhankelijke natuur inLimburg als gevolg van deze grondwateronttrekking worden uitgesloten?

Negatieve effecten van de onttrekking voor de bruinkoolwinning op de vereiste kwaliteit en kwantiteit vanhet Limburgse grondwater en op de grondwaterafhankelijke natuur in Limburg kunnen wordenuitgesloten.

De knelpunten voor het Limburgse grondwater ten aanzien van het voldoen aan de gestelde eisenbestaan met name uit de belasting van het grondwater met nutriënten en bestrijdingsmiddelen. Hierinspeelt de onttrekking ten behoeve van de bruinkoolwinning geen rol.

Daar waar in de diepere watervoerende pakketten effecten van de bruinkoolwinning in Nederlanddoorwerken is sinds het begin van de jaren negentig een nieuw evenwicht ontstaan. Naast de onttrekkingvoor de bruinkoolwinning hebben ook de overige onttrekkingen in het gebied, zoals die voor dedrinkwatervoorziening in Brabant en Limburg, invloed op dit nieuwe evenwicht. Er is geen sprake vaneen doorgaande daling van de stijghoogte en daarmee wordt voldaan aan de eisen die aan de diepepakketten worden gesteld.

Voor de grondwaterafhankelijke natuurgebieden waar eventueel negatieve effecten van debruinkoolwinning op de grondwaterstand zouden kunnen optreden zijn mitigerende maatregelengenomen. Een voorbeeld hiervan is de infiltratie aan de oostkant van de Meinweg waar op Duitsgrondgebied water in de bodem wordt geïnfiltreerd om te zorgen dat de invloed van de bruinkoolwinningniet tot over de grens reikt. Omdat het geïnfiltreerde water niet in het gebied zelf terecht komt, is er ookgeen sprake van een beïnvloeding van de kwaliteit van het grondwater in het natuurgebied. Viaintensieve monitoring wordt bewaakt dat deze maatregelen ook het beoogde effect hebben.

Interessant voor jou

Vragen over het ontbreken van een vergunning van Enci

Lees verder

Vragen over fijnstofproblematiek en de intensieve veehouderij

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer