Schrif­te­lijke vervolg­vragen over Beknellen vleer­muis­holen Sterrebos ondanks schorsing omge­vings­ver­gun­ningen en soor­ten­ont­heffing voor­zie­nin­gen­rechter


Indiendatum: 10 nov. 2021

Geacht college,

Op 19 oktober jl. diende de Partij voor de Dieren-fractie schriftelijke vragen in over de boomholtes die in het Sterrebos met plastic gedicht zijn. Hier is op 3 november jl. antwoord op gekomen. Daar deze beantwoording niet voldoende antwoord biedt, leidt dit tot de volgende vervolgvragen.

  • 1) Zowel de memo ‘Beschrijving kapmethode Sterrebos’[1] (hierna: de memo) als de daarop gebaseerde ontheffing[2] stellen dat het aanbrengen van de folie diende te gebeuren tussen 1 september en 1 oktober. Deze werkzaamheden hebben echter plaatsgevonden tot en met 31 oktober jl. Hoe kan het dat ontheffinghouder zich niet aan deze ontheffingstermijnen gehouden heeft? Heeft het college toestemming gegeven om daarvan af te wijken? Zo ja, waarom, waar blijkt dat uit en kan het college daartoe inzage verschaffen? Zo nee, waarom niet, is dit een reden voor het college om een bestuurlijke sanctie op te leggen en welke?
  • 2) Bovendien zouden de bomen uiterlijk op 24 september ingewikkeld moeten zijn met folie.[3] Hoe kan het dat ontheffinghouder zich niet aan deze termijnen gehouden heeft? Heeft het college toestemming gegeven om daarvan af te wijken? Zo ja, waarom en waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet, is dit een reden voor het college om een bestuurlijke sanctie op te leggen en welke?
  • 3) Ook zouden er in deze periode uitvliegvoorzieningen voor vleermuizen aangebracht moeten worden.[4] Kan het college bevestigen dat deze ontheffingsvoorwaarde opgevolgd is? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet en wat is daarvan het gevolg voor het college?
  • 4) Volgens de ontheffing zou er een ecologisch werkprotocol van de werkzaamheden opgesteld moeten worden.[5] Uiterlijk tien weken vóór de start van de werkzaamheden zou dit ingediend moeten zijn bij het college. Is dit ecologisch werkprotocol op tijd ingediend bij het college? Zo ja, heeft het college dit goedgekeurd en kan het college dit doen toekomen? Zo nee, waarom niet en welk gevolg verbindt het college daaraan?
  • 5) Welke risico’s gaan met de kap gepaard? Kan het college bevestigen dat het hiervan op de hoogte was, net als ontheffinghouder? Zo ja, kan het college inzicht geven in de nota waar deze risico’s vermeld staan? Zo nee, waarom niet?
  • 6) Heeft het college toegezien op naleving van alle ontheffingsvoorschriften? Zo ja, waar blijkt dat uit en kan het college daar inzage in verschaffen? Zo nee, waarom niet en welk verbindt het college daaraan?

Er zitten nog een of meerdere dassen in het gebied. Bestaande verblijfplaatsen mogen niet in de kwetsbare periode ontmanteld worden. Immers, vanaf 1 december tot 1 juli is het verboden volgens het ‘kennisdocument Das’ om dassen te verstoren.

  • 7) Wat is tegen de achtergrond van de huidige schorsing de voorgestelde aanpak om de dassen in het gebied te verplaatsen naar de nieuw aangelegde burcht in de rand van het Sterrebos? Hoe gaat het college ervoor zorgen dat de das niet in de kwetsbare periode verstoord wordt?
  • 8) Heeft een verruiming van het kapvenster ná 1 december 2021 ongunstige gevolgen hebben voor de staat van instandhouding van zowel de das als de vleermuis? De respectievelijke kwetsbare periode wordt immers verstoord. Is het college het met de Partij voor de Dieren-fractie eens dat een verruiming van het kapvenster ná 1 december gevolgen heeft voor de staat van instandhouding van zowel de das als de vleermuis? Zo ja, waarom en wat gaat het college doen om de kwetsbare periode te respecteren? Zo nee, waarom niet?

Op 14 oktober jl. heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de voorzieningenrechter) de start van de kap van het Sterrebos geschorst tot nádat het hoger beroep in de bodemprocedure is afgerond.[6] Dit wordt pas medio volgend jaar verwacht door uw college.[7] Toch is ontheffinghouder ná 14 oktober verdergegaan met de werkzaamheden, ondanks de schorsende werking van de uitspraak van de voorzieningenrechter. De schorsing gaat direct na uitspraak in, en heeft geen terugwerkende kracht.[8]

  • 9) Een voorlopige voorziening blijft schorsende werking houden, totdat deze vervalt. In dit geval is de vervaldatum bepaald totdat de beroepszaak tot een einde komt.[9] Dit is slechts anders indien verzocht wordt om de voorlopige voorziening te wijzigen of op te heffen op verzoek van een belanghebbende of door het bestuursorgaan.[10] Daarbij dient er echter wel sprake te zijn van nieuwe feiten en omstandigheden waarvan de voorzieningenrechter geen weet had toen hij de uitspraak deed, en die tot een andere uitkomst hadden geleid.[11] Heeft het college, of een belanghebbende, in oktober bij de voorzieningenrechter verzocht om wijziging of opheffing van de voorlopige voorzieningenrechter en is dit ook toegewezen? Zo ja, waarom, wanneer en op basis van welke nieuwe feiten en omstandigheden die ook daadwerkelijk tot een andere uitkomst leiden? Zo nee, hoe kan het dan dat ontheffinghouder verder gebruikgemaakt heeft van zijn ontheffing, terwijl deze na 14 oktober jl. geschorst is en hoe verhoudt dit zich tot het bestuursprocesrecht?
  • 10) In navolging van voorgaande vraag: is het college het met de Partij voor de Dieren-fractie eens dat in strijd is gehandeld met de bepalingen[12] uit de Wet natuurbescherming? Zo ja, waarom, welk gevolg verbindt het college daaraan en moet ontheffinghouder de te laat aangebrachte folie verwijderen? Zo nee, waarom niet?

Op 28 oktober is door uw college een nieuwe ontheffing verleend om de werkzaamheden tot 1 november te voltooien.[13] De memo stelt echter dat het aanbrengen van de folie enkel het gewenste effect heeft als dit in de actieve periode plaatsvindt, van 1 september tot 24 september.

  • 11) Waarom is dan op 28 oktober jl. alsnog een ontheffing verleend door het college om tot 1 november folie aan te brengen, terwijl dit ruimschoots voorbij de actieve periode is en dus ook niet de beoogde effecten zal hebben? Kan het college in casu hardmaken dat het het wél nauw neemt met de Wet natuurbescherming? Zo ja, waar blijkt dat uit?
  • 12) Op 4 november is aangifte gedaan tegen deze hele gang van zaken. Bovendien is er door het negeren van de voorlopige voorziening en het blijven aanbrengen van folie in casu sprake van een ‘feitelijk handelen’. Daaromtrent kan bij de civiele rechter een kort geding gestart worden. Deze kan oordelen dat het feitelijk handelen in casu ongegrond was. Hoe ziet het college een mogelijk kort geding in casu tegemoet? Denkt het dat het feitelijk handelen ná de vermelde datum in de memo én na schorsende werking door de voorzieningenrechter rechtmatig is geweest? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en wat is daarvan het gevolg voor het college?

Gaarne beantwoording binnen de daarvoor geldende termijnen.

Hoogachtend,

Pascale Plusquin

Partij voor de Dieren


[1] Memo beschrijving kapmethode Sterrebos, p. 3.

[2] DOC-00155986, p. 12.

[3] DOC-00155986, p. 13.

[4] Ibidem.

[5] DOC-00155986, p. 7.

[6] ABRvS, 14 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2303.

[7] Mededeling portefeuillehouder Voorlopige voorziening d.d. 14 oktober 2021 – schorsing kap deel van het Sterrebos en het aangrenzende Populierenbos', DOC-00191438, p. 2.

[8] L.J.A. Damen e.a., Bestuursrecht 2, Boom Juridische Uitgevers: Den Haag 2013, p. 400.

[9] Ex art. 8:85 lid 2 sub c Awb.

[10] Art. 8:87 leden 2 en 1 Awb.

[11] Rb. Rotterdam 30 december 1999, JB 2000/39.

[12] Artt. 3.5 leden 1, 2 en 4 jo. 3.8 leden 1 en 5 Wet natuurbescherming.

[13] DOC-00195680, p. 2.

Indiendatum: 10 nov. 2021
Antwoorddatum: 21 dec. 2021

Vraag 1) Zowel de memo ‘Beschrijving kapmethode Sterrebos’ (hierna: de memo) als de daarop gebaseerde ontheffing stellen dat het aanbrengen van de folie diende te gebeuren tussen 1 september en 1 oktober. Deze werkzaamheden hebben echter plaatsgevonden tot en met 31 oktober jl. Hoe kan het dat ontheffinghouder zich niet aan deze ontheffingstermijnen gehouden heeft? Heeft het college toestemming gegeven om daarvan af te wijken? Zo ja, waarom, waar blijkt dat uit en kan het college daartoe inzage verschaffen? Zo nee, waarom niet, is dit een reden voor het college om een bestuurlijke sanctie op te leggen en welke?

Initiatiefnemer heeft 23 september 2021 schriftelijk gemeld dat er meer tijd nodig was voor het inpakken van de bomen met folie, enerzijds omdat de Zoogdiervereniging niet eerder tijd had om bomen mee te beoordelen en anderzijds omdat er meer bomen met folie ingepakt moesten worden dan oorspronkelijk verwacht. De werkzaamheden kenden een uitloop tot en met 5 oktober 2021. De uitloop van de werkzaamheden heeft gegeven de (weers)omstandigheden geen nadelige gevolgen gehad voor de beschermde soorten. Daarom is conform de vastgestelde Landelijke Handhavingsstrategie (LHS), tegen de daarmee gemoeide overtreding, opgetreden door het aanspreken van de overtreder tijdens de controle op 1 oktober 2021. Voor het opleggen van een bestuurlijke sanctie bestaat in een dergelijke situatie volgens de LHS geen aanleiding.

De werkzaamheden die op grond van de ontheffing van 1 juni 2021 (met zaaknummer 2020-202066 en kenmerk DOC-00155986) mochten worden uitgevoerd, zijn door initiatiefnemer met onmiddellijke ingang gestopt nadat de Voorzieningenrechter van de Raad van State op 14 oktober 2021 een voorlopige voorziening heeft getroffen en de ontheffing heeft geschorst. Voor de eind oktober 2021 verrichte herstelwerkzaamheden vanwege de illegaal verwijderde folie, is een separate ontheffing verleend op 28 oktober 2021 (met zaaknummer 2021-022422 en DOC-00195680). Uw Staten zijn hierover geïnformeerd via de mededeling portefeuillehouder d.d. 28 oktober 2021.

Vraag 2) Bovendien zouden de bomen uiterlijk op 24 september ingewikkeld moeten zijn met folie. Hoe kan het dat ontheffinghouder zich niet aan deze termijnen gehouden heeft? Heeft het college toestemming gegeven om daarvan af te wijken? Zo ja, waarom en waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet, is dit een reden voor het college om een bestuurlijke sanctie op te leggen en welke?

Zie het antwoord op vraag 1.

Vraag 3) Ook zouden er in deze periode uitvliegvoorzieningen voor vleermuizen aangebracht moeten worden. Kan het college bevestigen dat deze ontheffingsvoorwaarde opgevolgd is? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet en wat is daarvan het gevolg voor het college

Initiatiefnemer heeft daar waar nodig uitvliegvoorzieningen voor vleermuizen gecreëerd. Deze uitvliegvoorzieningen zijn op een andere wijze aangebracht dan in de ontheffing is bepaald. De ontheffinghouder is hierover aangesproken. De werking van de aangebrachte uitvliegvoorzieningen is half november 2021 door de Zoogdiervereniging bevestigd. Overigens is in de aanvullende Wnb ontheffing van 16 november 2021 (met zaaknummer 2021-023365 en DOC-00200820) voorgeschreven dat bomen waarbij al eerder vleermuizen aangetroffen zijn of waarbij folie beschadigd is, opnieuw gecontroleerd moeten worden op het voorkomen van mogelijke verblijfsplaatsen van vleermuizen voorafgaand aan de (mogelijke) kap van het Sterrebos.

Vraag 4) Volgens de ontheffing zou er een ecologisch werkprotocol van de werkzaamheden opgesteld moeten worden. Uiterlijk tien weken vóór de start van de werkzaamheden zou dit ingediend moeten zijn bij het college. Is dit ecologisch werkprotocol op tijd ingediend bij het college? Zo ja, heeft het college dit goedgekeurd en kan het college dit doen toekomen? Zo nee, waarom niet en welk gevolg verbindt het college daaraan?

Het ecologisch werkprotocol is 30 augustus 2021 ingediend. Voor de voorbereidende werkzaamheden die daarvoor en die binnen de periode van tien weken (derhalve vóór 8 november 2021) zijn uitgevoerd was dat inderdaad niet op tijd. Daarmee is in afwijking van de ontheffing van 1 juni 2021 gehandeld. Wij stellen ons op het standpunt dat ondanks het feit dat de termijn van tien weken niet in acht is genomen, er geen verbodsbepalingen voor beschermde soorten zijn overtreden.

Met inachtneming van de LHS is de initiatiefnemer tijdens de op 1 oktober 2021 uitgevoerde controle op deze overtreding van de ontheffing aangesproken.

Op dit moment wordt door initiatiefnemer het ecologisch werkprotocol aangepast op basis van de aanvullende Wnb ontheffing van 16 november 2021. Zodra deze formeel is ingediend, zal deze ter goedkeuring aan ons College voorgelegd worden.

Vraag 5) Welke risico’s gaan met de kap gepaard? Kan het college bevestigen dat het hiervan op de hoogte was, net als ontheffinghouder? Zo ja, kan het college inzicht geven in de nota waar deze risico’s vermeld staan? Zo nee, waarom niet?

Door de verleende Wnb ontheffing van 1 juni 2021 en de aanvullende Wnb ontheffing van 16 november 2021 en de daaraan verbonden voorschriften worden negatieve effecten op beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt. Uiteraard met inachtneming van de ontheffingsvoorschriften. In de aanvullende ontheffing zijn daarnaast extra voorschriften opgenomen dat er, voordat de kap daadwerkelijk plaats mag vinden, eerst voldoende zekerheid moet zijn dat er geen beschermde soorten meer aanwezig zijn. De risico’s op beschermde soorten zijn hierdoor voor zover mogelijk uitgesloten. Risico is daarnaast dat het Sterrebos gekapt wordt, terwijl uitbreiding nog niet zeker is. De risico’s zijn benoemd in de GS nota’s waar geheimhouding op rust behorende bij beide ontheffingen. De geheimhouding betreffende deze GS nota’s wordt opgeheven na onherroepelijk worden van alle Wnb ontheffingen die zijn of worden verleend in het kader van de uitbreiding van VDL Nedcar.

Vraag 6) Heeft het college toegezien op naleving van alle ontheffingsvoorschriften? Zo ja, waar blijkt dat uit en kan het college daar inzage in verschaffen? Zo nee, waarom niet en welk verbindt het college daaraan?

Er is toegezien op de naleving van de ontheffingsvoorschriften van de ontheffing van 1 juni 2021 die tot het moment van de schorsing van de ontheffing door de Voorzieningenrechter op 14 oktober 2021 relevant waren. Er is derhalve nog niet toegezien op naleving van alle ontheffingsvoorschriften in totaliteit, gelet op het feit dat diverse voorschriften pas een rol zouden spelen in een latere fase van de inmiddels geschorste ontheffing. Voor wat betreft de ontheffing van 28 oktober 2021 is de naleving van alle ontheffingsvoorschriften gecontroleerd. Wij zullen ook toezien op de naleving van de (overige) voorschriften van de ontheffing van 1 juni 2021 en van de ontheffing van 16 november 2021 als deze mogelijk weer van kracht zijn.

Van de uitgevoerde controles zijn rapporten opgesteld. Indien gewenst kan inzage worden verschaft in deze rapporten.

Vraag 7) Wat is tegen de achtergrond van de huidige schorsing de voorgestelde aanpak om de dassen in het gebied te verplaatsen naar de nieuw aangelegde burcht in de rand van het Sterrebos? Hoe gaat het college ervoor zorgen dat de das niet in de kwetsbare periode verstoord wordt?

In de aanvullende Wnb ontheffing van 16 november 2021 is in voorschrift 19 aangegeven welke aanvullende maatregelen genomen moeten worden met betrekking tot de das. Tot aan de start van de (mogelijke) kap van een deel van het Sterrebos moet intensieve monitoring plaatsvinden. Op basis van deze monitoring moet initiatiefnemer een voorstel voor vervolg formuleren dat twee weken voorafgaand aan de geplande start van het ongeschikt maken van de burcht ter beoordeling aan ons College en de Zoogdiervereniging dient te worden voorgelegd. Hierbij moet er op ingegaan worden of de burchten (zowel de huidige burcht, de kunstburchten en eventuele nieuwe burchten) niet/sporadisch gebruikt worden of dat deze (mogelijk) in gebruik zijn als kraamburcht. Het ongeschikt maken van een burcht die in gebruik is als kraamburcht is niet toegestaan. Pas na goedkeuring door ons College mogen de vervolgmaatregelen conform voorschrift 19 worden uitgevoerd.

Vraag 8) Heeft een verruiming van het kapvenster ná 1 december 2021 ongunstige gevolgen hebben voor de staat van instandhouding van zowel de das als de vleermuis? De respectievelijke kwetsbare periode wordt immers verstoord. Is het college het met de Partij voor de Dieren-fractie eens dat een verruiming van het kapvenster ná 1 december gevolgen heeft voor de staat van instandhouding van zowel de das als de vleermuis? Zo ja, waarom en wat gaat het college doen om de kwetsbare periode te respecteren? Zo nee, waarom niet?

Ondanks de verruiming van de kapperiode en de wijziging van mitigerende maatregelen, is nog steeds geborgd dat de functionaliteit van het leefgebied voor de das niet in het geding komt. Door het nemen van mitigerende maatregelen wordt voorkomen dat dassen worden gedood of worden verwond. Op grond van de ruime en aaneengesloten verspreiding van de das in Limburg is het aannemelijk dat de soort in (de omgeving van) het plangebied aanwezig blijft. De gunstige staat van instandhouding van de das komt niet in gevaar door de verruiming van het kapvenster tot 1 maart 2022, als er gewerkt wordt met inachtneming van de voorschriften.

Voor wat betreft de vleermuizen, is het aannemelijk dat de in het plangebied aangetroffen vleermuissoorten in (de omgeving van) het plangebied aanwezig blijven, het plangebied kunnen bereiken, er verblijfplaatsen vinden en kunnen foerageren. Daarmee wordt er, ook met de wijzigingen, geen afbreuk gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied te laten voortbestaan. Een negatief effect op de gunstige staat van instandhouding van de betrokken soorten kan zoveel als mogelijk beperkt worden door de verruiming van het kapvenster tot 1 maart 2022, als er gewerkt wordt met inachtneming van de voorschriften.

Vraag 9) Een voorlopige voorziening blijft schorsende werking houden, totdat deze vervalt. In dit geval is de vervaldatum bepaald totdat de beroepszaak tot een einde komt. Dit is slechts anders indien verzocht wordt om de voorlopige voorziening te wijzigen of op te heffen op verzoek van een belanghebbende of door het bestuursorgaan. Daarbij dient er echter wel sprake te zijn van nieuwe feiten en omstandigheden waarvan de voorzieningenrechter geen weet had toen hij de uitspraak deed, en die tot een andere uitkomst hadden geleid. Heeft het college, of een belanghebbende, in oktober bij de voorzieningenrechter verzocht om wijziging of opheffing van de voorlopige voorzieningenrechter en is dit ook toegewezen? Zo ja, waarom, wanneer en op basis van welke nieuwe feiten en omstandigheden die ook daadwerkelijk tot een andere uitkomst leiden? Zo nee, hoe kan het dan dat ontheffinghouder verder gebruikgemaakt heeft van zijn ontheffing, terwijl deze na 14 oktober jl. geschorst is en hoe verhoudt dit zich tot het bestuursprocesrecht?

Na 14 oktober 2021 heeft initiatiefnemer geen gebruik meer gemaakt van de geschorste ontheffing. Voor het herstellen van de illegaal vernielde folie is een separate ontheffing aangevraagd en verleend op 28 oktober 2021. Op grond van deze ontheffing mochten de herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd. Uw Staten zijn hierover geïnformeerd via de mededeling portefeuillehouder d.d. 28 oktober.

Initiatiefnemer heeft op 3 november 2021 een verzoek om opheffing van de schorsing bij de Raad van State ingediend. Uw Staten zijn hierover geïnformeerd via de mededeling portefeuillehouder d.d. 17 november 2021.

Vraag 10) In navolging van voorgaande vraag: is het college het met de Partij voor de Dieren fractie eens dat in strijd is gehandeld met de bepalingen uit de Wet natuurbescherming? Zo ja, waarom, welk gevolg verbindt het college daaraan en moet ontheffinghouder de te laat aangebrachte folie verwijderen? Zo nee, waarom niet?

Neen, zie het antwoord op vraag 9.

Vraag 11) Waarom is dan op 28 oktober jl. alsnog een ontheffing verleend door het college om tot 1 november folie aan te brengen, terwijl dit ruimschoots voorbij de actieve periode is en dus ook niet de beoogde effecten zal hebben? Kan het college in casu hardmaken dat het wél nauw neemt met de Wet natuurbescherming? Zo ja, waar blijkt dat uit?

De ontheffing van 28 oktober jongstleden heeft alleen betrekking op het herstellen van de illegaal vernielde folie bij 15 bomen. Deze ontheffing heeft een zelfstandige effectbeoordeling doorlopen en is daarbij getoetst aan de Wet natuurbescherming. Hierover zijn uw Staten geïnformeerd via de mededeling portefeuillehouder d.d. 28 oktober 2021.

Vraag 12) Op 4 november is aangifte gedaan tegen deze hele gang van zaken. Bovendien is er door het negeren van de voorlopige voorziening en het blijven aanbrengen van folie in casu sprake van een ‘feitelijk handelen’. Daaromtrent kan bij de civiele rechter een kort geding gestart worden. Deze kan oordelen dat het feitelijk handelen in casu ongegrond was. Hoe ziet het college een mogelijk kort geding in casu tegemoet? Denkt het dat het feitelijk handelen ná de vermelde datum in de memo én na schorsende werking door de voorzieningenrechter rechtmatig is geweest? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en wat is daarvan het gevolg voor het college?

Zie het antwoord op vragen 9 en 11.

Gedeputeerde staten van Limburg

voorzitter

secretaris

Interessant voor jou

Schriftelijke spoedvragen Plusquin over Beknellen vleermuisholen Sterrebos ondanks schorsing omgevingsvergunningen en soortenontheffing voorzieningenrechter

Lees verder

Schriftelijke spoedvragen Plusquin over Pandemische gevolgen vogelgriep in Limburg

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer