Inbreng Loomans Ontei­ge­nings­verzoek voor provin­ciaal inpas­singsplan VDL


10 september 2021

Voorzitter,

Wij zien dat er snel werk gemaakt wordt van de uitbreiding van VDL. Nu ligt daartoe zelfs een onteigeningsverzoek voor. Maar wij vragen ons af of snelheid niet boven zorgvuldigheid gesteld wordt.

Belanghebbende Waterleiding Maatschappij Limburg stelt dat zij onder druk gezet wordt door VDL.[1] VDL wil immers snel beginnen met uitbreiden. Terwijl WML juist een ‘zorgvuldige’ bescherming van haar waterleidingen in het geplande uitbreidingsgebied wil.

WML heeft daar twee belangrijke leidingen liggen. En wil eerst goede afspraken maken over bescherming daarvan. Dit strookt met het zorgvuldigheidsbeginsel, dat ook van toepassing is op een onteigeningsprocedure.[2] Het statenvoorstel stelt zelf dat zorgvuldigheid en eenduidigheid cruciaal zijn voor een succesvolle onteigeningsprocedure.[3] Hoe kan het dan dat daar nog geen duidelijke afspraken over zijn, maar dat er wel al een onteigeningsverzoek voorligt? Worden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, wel in acht genomen?

Daarbij betwijfelen wij of deze procedure conform de Onteigeningswet is. Deze stelt immers voorop dat de onteigenende partij een zogenaamde “minnelijke overeenkomst” probeert te treffen over hetgeen onteigend moet worden.[4] Pas als dat niet lukt, kan er een onteigeningsverzoek volgen.[5] Maar zelfs dan moet blijken dat er wel degelijk minnelijke overleg is geweest.[6] En daar knelt het dus.

Er zijn immers geen duidelijke afspraken gemaakt met WML over de waterleidingen. Maar wij betwijfelen of er wel genoeg grond is om te spreken van een minnelijk overleg. Het statenvoorstel stelt wel dat er nog minnelijke onderhandelingen zullen plaatsvinden,[7] maar hadden die niet allang uitvoeriger plaats moeten vinden? Denkt de gedeputeerde dat er door het gebrek aan duidelijke afspraken over deze waterleidingen sprake is van een redelijke poging tot minnelijke verwerving? Zal dit wel de toets bij de Kroon doorstaan?

Immers, zo’n minnelijk overleg is ook nodig bij het horen van de Afdeling advisering van de Raad van State.[8] En pas nadat de Raad van State gehoord is, kan uiteindelijk een onteigeningsbesluit volgen.

En nu we het over de Raad van State hebben: dan loopt er ook nog een hoger beroepszaak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarbij is niet alleen WML appellant, maar bijvoorbeeld ook stichting de Groene Sporenwolf. De voorgenomen kap heeft straks onomkeerbare gevolgen, maar de uitbreiding nog onzeker. Er is immers nog steeds geen tweede opdrachtgever voor VDL-Nedcar.

De uitspraak hiervan wordt eind dit jaar verwacht, zoals ook blijkt uit deze stukken.

Maar wij verwachten dat de Afdeling advisering van de Raad van State met zoveel haken en ogen geen positief advies af gaat geven over dit onteigeningsverzoek. Het is daarom beter om zowel het hoger beroep als verdere minnelijke overleggen met duidelijke afspraken af te wachten. Anders vervalt het verzoek sowieso na 3 maanden.[9] Dit onteigeningsverzoek is voorbarig. Graag een reactie van de gedeputeerde.

Dank u wel.

[1] https://www.limburger.nl/cnt/dmf20210816_94039886.

[2] HR 16-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2106.

[3] Statenvoorstel, p. 6.

[4] Art. 17 Ow.

[5] Art. 18 Ow.

[6] Art. 79 onder 5 Ow.

[7] Statenvoorstel, p. 7.

[8] Art. 78 lid 1 Ow.

[9] Art. 79 aanhef Ow.

Interessant voor jou

Bijdrage Plusquin DSM-debat

Lees verder

Inbreng Loomans Limburgs Energiefonds

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer